eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1617. 1631 april 13. Van N. van Reigersberch1.

    Mijn Heere,

    Ten is niet sonder seer groote oorsaecke, dat uE. hem ten hoochsten beclaecht over de cleyne gedachtenis, die van uE. ende sijne diensten wert getoont, ende en late ick oock noyt naer, daer het te passe comt, daerover te expostuleren. Maer wat baet het? De saecken staen soo, dat off de luyden al vrij meerder vigeur hadden ende toonden, soo souden sij met ordre niet connen doen hetgene wij garen sagen. Dat Gallus2 niet garen alles wel en sage moet uE. niet geloven ende gelijck wel eenyge occasiën bij hem sijn versuimpt, soo weten wij oock wel, dat hij met credyt niet en kan doen hetgene hij begeert. Van desordren ende extremiteyte is hij vremt ende niemant kan die raden noch het lant die lijden; de hoope van beterynge is onseecker ende verde te soucken. Tsedert mijnen lesten heeft sich geopenbaert, met wat animositeyt bij die van Leyden tegens die van Loevesteyn3 is gegaen. Dat sulcke proceduyren Numerianus4, die vrij veel heeft te dragen, omsichtych maecken om niet te beloven dat niet weten off souden connen presteren, heeft mis-

    376

    schien wat reden. Op de formaliteyt houft men niet te sien, mits men het effect geniete. Toeseggynge te geven difficulteert den man, maer hij wil wel alles contribueren wat hem mogelijck is. Gallus meen ick, dat oock liever wat sal doen als seggen. UE. sal seggen, dat het te veel op te weynych fondament is gebout; maer dewijle veranderen wilt ende geraden is de fortuyne hier te herstellen, soo isser geen ander wech als door die deure, die nu wert geopent. Een totael redres is bij mij noch bij niemant te voorsien. Soo dit proces wel reusseert, soo sal de reste op de iegenwoordycheyt van den persoon licht volgen. Maer ick wil niet raden. Het comt oock qualijck, dat sijne Extie wt den Hage wesen sal, alsoo sijne absentie de quaetwillyge confidentie mocht geven. Ick sal garen uE. intentie verstaen uE. verseeckerende, dat ick in dese saecke geen voorder devoiren kan doen als alreede bij mij sijn gedaen.

    Dat den hartoch van Vendosme5 een regiment licht van twintych compangien, elcken tot 150 coppen, voor sijn tweeden soone6, sal uE. hebben gehoort. Den oversten Gent7 ende Erientruyter8 brengen in dienst van de Staten vijff à ses duysent man, alles boven het volck van Graef Wilhem9, dat mede wort gecontinueert. Den opheff ende het dessein is groot. Het quaet succes causae praejuditialis can uE. van de humeuren hier een preuve sijn. Numerianus meent, sij dien man sullen connen leyden, maer mochten wel bedrogen sijn. Den tweehondersten penynck wert bij Leyden ende Enchusen alleen gedifficulteert. Leyden wil nergens in consenteren ofte willen de privilegiën, de universiteyt gegeven, hebben geconfirmeert, reeckenende een notable infractie tegen deselve het beroep Vossii ende Barlaei10 ende erectie van schole tot Amsterdam. Die luden gaen seer ongeschickt. De vrouw11 is nu hier, heb haer gesproocken, draecht haer seer wijselijck, is noch in den Hage niet geweest, bedanckt haer hoge van uE. assistentie.

    Ick recommandere mij aen alle de uwe ende die bij u sijn.

    Desen 13 Ap. 1631.

    Adres: A Madamoiselle Madamoiselle Grotius à Paris.

    In dorso schreef Grotius: 13 April 1631.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. M 2 j. Eigenh. oorspr.; niet ondertekend. Gedrukt Rogge, Br. N. v. Reigersb., p. 131. Antw. op no. 1614; beantw. d. no. 1625?
    2 - Schuilnaam voor Frederik Hendrik.
    3 - Het betreft de op Loevestein gevangen gehouden remonstrantse predikanten; vgl. no. 1601, p. 358 n. 6.
    4 - Amsterdam.
    5 - César, hertog van Vendôme (1594-1665), natuurlijke zoon van Hendrik IV en Gabrielle d'Estrées.
    6 - François de Vendôme (1616-1669), hertog van Beaufort; wegens zijn manieren en zijn taal kreeg hij de bijnaam: roi des halles.
    7 - Otto van Gendt en Oyen (± 1580-1640), heer van Dieden en van Biesterveld, kolonel-chef van het Utrechtse regiment en commandeur van het door hem op 19 augustus 1629 veroverde Wesel.
    8 - Ernhart Erentreyter.
    9 - Willem (Wilhelm), graaf van Nassau-Siegen; zie no. 1589, p. 339 n. 11.
    10 - Gerard Joh. Vossius en Caspar Barlaeus; vgl. no. 1585.
    11 - Josine de Bie, weduwe van Jan de Hertoge van O(r)smael, heer van Valkenburg.