Mon frère,
Gisteren heb ick aen mijn broeder de Groot geschreven. Sedert is d'heer Vlaming2 gesproocken. Seyt op huyden last sal gegeven werden aen den schout Grotenhuysen3 ende door hem aen d'onderschouten van niet te doen tot mijne naedeel ofte van de predicanten, sonder de burgemeesters4 aen te sprecken. Denselve Grotenhuyse had over een dagh ofte twee een bryeff ontfangen van den
6
fiscael Kinschot5, maer hadde daervan gheen werck gemaeckt. 't Schijnt, dat d'heer Vlaming sonder burgemeesters sal gaen nae de vergadering. Seyt, dat hij geen difficulteyt sal maecken, des versocht zijnde, ernstigh nebs Delff ende Rotterdam te gaen bij Sijn Extie, ten eynde mij gheen overlast en geschyede ende ick niet genootsaeckt en werde te vertrecken. Morgen sal in de vroedschap gedelibereert werde op de poincten van beschrijvinge, waeronder is de leden contentement te doen. Dese generaliteyt begrijpt mijn saeck, de burgemeesters zijn zeer geaffectioneert. Ick hoope oock, dat de vroedschap wel sal gaen. Dit en heb ick niet willen naelaeten bij provisie te adviseren, opdat Delff ende Rotterdam daerdoor mogen werden geanimeert. Mijne contenantie van bereydt te zijn, de nulliteyten te deduceren ende mij tot purge te stellen voor het hoff doet veel goeds6.Vale.
Den IX Januarij XVIcXXXI (!)
Vandaegh heef Barlaeus7 gelesen.
Adres (met andere hand): Aen Mijnheer Mijnheer Mr Nicolaes Reygersbergen, raedt ordinaris in den Hoogen Rade van Hollandt, residerende in 's Gravenhage. port.
In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot, den IX Iann. 1632 in Amsterdam. Recepta den X Iann. in Den Hage. Den burgemeester Vlamynck seyde, dat last aen den schout Grotenhuyse soude werden gegeven. Vlamynck bereyt nevens Delff ende Rotterdam te gaen bij Sijn Extie. Dat hij bereyt is de nulliteyten te deduceren ende hem te purge te stellen voor het Hoff, doet veel goet.