eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1748A. 1632 maart 1. Aan J. Wtenbogaert.1

    Mijnheer,

    Mijn broeders rapport2 is conform uE. schrijven. Ick blijve geresolveert liever ongelijck van anderen te lijden dan het mijselve aen te doen; 'twelck ick soude doen soo ick

    338

    eenig versoeck dede om in 't lant te mogen blijven, insonderheit nae de resolutie van mij te vangen uit crachte van het placcaet en sententie.3 Alpheus4 behoort een eerlick persoon, soo hooch verongelijckt en sijne getrouwe dienaer, sulcx niet te vergen. Dan in andere landen sijn oock princen die mij misschien soo clein niet achten en sullen, hoewel noit dienst van mij genoten hebbende. Wat dese luiden hier sullen dorven doen oft niet, Alpheus bij sijne tael persisterende, moet ick met het voortgaen van aenstaende Vergadering vernemen.5

    Blijft, mijnheer, nevens uE. huisvrouw6 ende goede bekenden den Heer bevolen,

    uE. dienaer,
    H. de G.

    Den 1 Maert 1632.

     

    Neef en nicht7 sijn thuisgecomen en doen haer gebiedenisse.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Mede.8

    Bijlage:

    Rijcklof Michaël van Goens aan Christian von Mechel, 10 september 17899

     

    Voici, mon cher ami, le billet autographe du grand Proteus, dont je vous ai parlé, avec une copie et une traduction literale. Je vous l'offre pour votre collection de reliques de grands hommes dans la supposition que vous en ferez autant de cas que j'en ai toujours fait. Il est curieux par son contenu et par le moment critique de la vie de ce grand homme, où il a eté écrit, autant que par le nom de guerre d'Alpheus, qui est probablement le prince Frederic-Henri d'Orange. D'ailleurs il n'a jamais eté publié, autant que je sache. Il devoit avoir pour moi un interêt tout particulier, m'etant trouvé à peu près dans le même cas que ce grand homme et dans le même païs, excepté qu'on n'est pas allé jusqu'à me bannir ou m'emprisonner. On s'est contenté de me reduire à me demettre de toutes mes charges et de m'empoisonner. D'ailleurs j'avois par dessus lui l'avantage de tenir par ma naissance à deux païs également,10 dont les sentimens à mon égard etoient totalement oposés. Ainsi il ne m'a rien couté de renoncer sans retour à l'un pour me raprocher de l'autre. Je dois à votre païs le retablissement de ma santé. J'y laisse ce petit monument de ma reconnaissance. Je ne saurois mieux le confier qu'à un homme qui en fait l'ornement et à qui, quoique inconnu, j'ai eu la premiere obligation de l'accueil qu'on m'y a fait et des politesses dont on m'a comblé pendant un sejour de trois ans.

    339

    Je me flatte à ce même titre que vous garderez volontiers ceci en souvenir de votre tres h[umble et] ob[eissant] serviteur,

    Cuninghame van Goens.

    De la Maison Rouge près Bâle, ce Septembre 10, 1789.

    Adres: A monsieur Chretien de Mechel, conseiller de Bâle.

    In de hand van Von Mechel: Reçue et rep[on]due le 11 Sept.

    Notes



    1 - Met bijlage (R.M. van Goens aan Chr. von Mechel, 10 september 1789) gedrukt in Carl Robert Lessings Bücher- und Handschriftensammlung, herausgegeben von ... Gotthold Lessing III, Berlijn 1916, p. 270-271. Beide autografen (Staatsbibliothek zu Berlin, Preussischer Kulturbesitz, Handschriftenabteilung) zijn tijdens de tweede wereldoorlog verloren gegaan. Enkele evidente transcriptiefouten zijn verbeterd: ‘geresolveert’ i.p.v. ‘geresolveer’; ‘'twelck ick soude doen’ i.p.v. ‘E welck ick soude doen’; ‘uit crachte van’ i.p.v. ‘int craehle van’; ‘huisvrouw’ i.p.v. ‘husvrouw’ en ‘haer’ i.p.v. ‘haar’.
    2 - ‘Mijn broeders rapport’ is niet teruggevonden. Vermoedelijk gaat het om een brief van ‘broeder’ Nicolaes van Reigersberch, die Grotius geadviseerd had de aanstaande vergadering van de Staten van Holland af te wachten en intussen met juridische adviezen de kost te verdienen; vgl. no. 1744 (dl.V), Grotius aan Maria van Reigersberch, 16 februari 1632. Wtenbogaerts hierna vermelde brief is eveneens onvindbaar.
    3 - Op 6 december 1631 besloten de Staten van Holland een arrestatiebevel tegen Grotius te laten uitgaan. In de lastbrief aan de plaatselijke autoriteiten (Brandt-Cattenb., Leven I, p. 419) werd verwezen naar Grotius' vonnis (18 mei 1619) en het plakkaat tegen de Verantwoordingh (24 november 1622).
    4 - ‘Alpheus’, een schuilnaam voor Frederik Hendrik.
    5 - De volgende zitting van de Staten van Holland duurde van 10 maart tot 7 april 1632.
    6 - Maria Petit Pas.
    7 - Vgl. no. 1744 (dl.V) en Brandt-Cattenb., Leven I, p. 425. Bedoeld is de koopman Joost Brasser, bij wie Grotius in Amsterdam zijn intrek had genomen. Brasser was in 1603 getrouwd met Margaretha van der Dussen, een dochter van Jacob Huygensz. van der Dussen (1552-1622). Zie voor de verwantschap met de familie De Groot no. 3382B, n. 7, 9 en 12.
    8 - ‘Mijnheer van Mede’, schuilnaam voor Wtenbogaert; vgl. no. 6257 (dl. XIV).
    9 - De letterkundige Rijcklof Michaël van Goens (1748-1810), van 1766-1776 hoogleraar te Utrecht, was in 1786 naar Bazel uitgeweken en daar in contact gekomen met de uitgever en kunsthandelaar Christian von Mechel (1732-1817) (NDB XVI, p. 579-580).
    10 - Van Goens' moeder, Catharina Juliana Cuninghame, was een dochter van een Schotse officier in het Staatse leger.