Mijnheer,
Mijne leste is geweest van den 18 dezer. 't Sedert is geresolveert, dat onse gedeputeerde alhier2 in Den Hage soude gaen door versoeck van de Staeten-
79
Generael, hebben tot dien eynde gesonden Terestein3 ende Beaumont4 met twee jachten naar Den Bosch, soo dat ick houde, sij nu aldaer sijn ende gelogeert in het huis van de extraordinaris ambassadeurs.Nu meyne ick Vranckrijck sal beginnen sijn canon door Baugy5 te doen speelen; hoeverre men daernaer luysteren sal, leert den tijt.
De doot van Momorency6 heeft ons 's konincks broeder7 hier geiaecht met den hertoch van Elboeuf8 ende Puyloran9 vreesende, dat hij wel mochte voor logement bekommen hebben le bois de Vincennes. Sijne moeder10 is vanhier getrocken daechs voor sijne kompste, die sonnedach lestleden was. Hij is haer gaen vinden tot Mechelen, vanwaer sij op Antwerpen ende daernaer op Gent gaet. Men seyt, het is omdat een extraordinaris ambassadeur wt Vranckrijck hier kompt genaemt Rambue11; andere meynen sij wel mochte naer Engelant haer wech nemen.
Men hoop hier meerder revolte in Vranckrijck als te voren, dewijle het huys van Momorency soo groot geallieert is; doch ick gelove den prince van Condé12 wel alles sal vergeten, als hij maer de confiscatie van sijn schoonbroer mach hebben.
Frankendael sijn wij quyt alsmede Bensvelt; daertegens is Saxen meest int gewelt van Frietlant13, behalven Dresden ende Wittenberch. Wat nu Papenheym14 in Duringen gedaen heeft, is noch geen seeckerheyt. Den curfurst van Saxen15 heeft om acoord aangehouden, maer Frietlant gaet al voort ende wil nievers naer hooren. Indien, gelijck de meeste apparent is, Ladislaus16 Pools koninck gekooren wert, staen de saecken van de keyser17 schoon.
In Italiën broeyt weer wat. Den hertoch van Parma18 komt met den kardinael19 hier. Groote preparatiën werden in Spangnien gemaeckt alsmede remisen van gelt voor dese landen.
80
Ick meene, het nu met het acoort in Den Hage haest buygen ofte bersten sal; daernaer sal ick alles schicken, God geve ten besten.
Ende hiermede als vooren offrere ick uE. mijnen geringen dienst ende blijve, Mijn Heer,
uE. onderdanichste dienaer
W. d'Oldenbarnevelt.
Brussel, den 24 november 1632.