Mon frère,
Wt schrijvens van andere van den xj deser wt Mons ende van den XI aen mij wt Paris neme ick hope, dat den naesten ordinaris, die met het eynde van dese weecke moet arriveren, mij tijdyngen brengen sal van uEd. goet arrivement, waernaer ick wtermaten zeer verlange, ende om met eenen te verstaen, wat bejegenynge uEd. van onse extraordinaire2 sal hebben gevonden; ende voorts successivelijck, wat in dat rijck3 passeert met praeadvertentie, hoe verde uEd. goet vint, dat Irenaeus4 daervan communicatie sal mogen doen, blijvende Jovinianus5, onaengesien de groote veranderynge, die hij mij heeft geseyt te mercken in het humeur van ons Neeff6, van opinie, dat Justinus7 ende de sijne aen Gracchus8 moeten toonen, dat sij Cimon9 ende Sophocles10 soucken te dienen.
Over eenyge dagen uEd. schrijven van den VII wt Mons hebbende ontfangen vont ick goet, dat aen vele vrienden ende onder anderen mede ons Neeff te communiceren, die mij met veele woorden getuychde ten hoochste te sijn verblijt over het honorabel employ, 't welck de croone Sweden uEd. heeft gelust te geven, begerende ick uEd. daervan getuygenisse soude willen doen hebben.
303
Met Manlius11 staet het als ick uEd. voor desen hebbe geschreven; naer alle gedaen devoiren om hier te commen12 toont hem geresolveert op het advis bij een confident hem gegeven van te obedieren13, hoewel sijn vrienden meenen dat hij met de incomste14 alles kan dissiperen15. Wij moeten wachten, wat sal volgen, dat bij16 Calaber17 qualijck is18 gaet vast. Soo uEd. aengaende die materie yet verneemt, sal goet wesen dat ick het oock weet.
De handelynge, die door extraordinaire soo lan(ge) in dat rijck is gedreven, hoewel alles secreet wert gehouden, geloven noch eenyge dat geen goede wtcomste voor desen staet hebben sal, sijnde d'intentie niet van in eenyge rupture te commen. De naeste tijdyngen oordeele dat claer de intentie van den cardinael19 sal openbaren.
Mij is geseyt, dat den cardinael-infante20 last heeft om dese provintiën nieuwe handelynge aen te bieden ende sijn eenyge, die gelooven, dat door een geestelijcke, gecomen onder pretext van andere afairen, alrede openynge daervan is gedaen. Bijaldien het Spaengien ernst is, mochten hier wel beleeffder als voor desen werden gebegent.
Den conynck van Polen21, die noch te Dansick is off corts vandaer moet sijn vertrocken, sage garen, dat gesanten van dat lant tot de handelynge tusschen Sweden ende Polen werden gesonden, hetwelck oock wel in het voorjaer soude mogen geschieden. Naer hij hem hout, soo sal hij tot geen verder tresves verstaen. Een Poolsch edelman22, onlanckx hier doorgetrocken, is gereyst naer Engelant; sijn bootschap wert geseyt te wesen om van het huwelijck van sijnen conynck ende de princesse van Bohemen23 voorder te spreecken. Dan die de conditien examineren meenen, dat het meer geschiet om eenych voordeel wt dat rijck te trecken als om yet finalijck te concluderen, alsoo hetgene de Polen garen souden bedyngen noyt sal werden gepresteert.
Tot redressement van de ruyterye, naer cassatie van negen ritmeesters ende stellen van andere, heeft men goet gevonden die te redigeren onder thien collonels ende majoors, acht compangniën onder yder. De collonels sullen hebben drie-
304
hondert guldens ter maent, de majoors hondert, ende sal dat gelt gevonden worden wt een compangie ruyters ende een vacerende te voet, tot dien eynde gecasseert.Een Oostindis schip, gevaren wt Denemarcken, naer veel incommoditeyt op de reyse geleden ende veel assistentie in de zee van onse schepen ontfangen, is jegenwoordych in Ierlant gearriveert, wel geladen onder anderen met quantiteyt van nagelen.
Van Westindiën hebben wij geen tijdyngen.
Ick sal naer uEd. brieven wachten ende blijven
UEd. dienstwillygen broeder
N. v. Reygersberg.
Desen 29 Jann. 1635.
Adres: Monsieur Monsieur de Groot, Ambassadeur de la couronne de Sweden auprès de Sa M.té très chrestienne. A Paris.
In dorso schreef Grotius: 29 Jan. 1635 N. Reigersberg.