Mon frère,
UE. brief van den 26 Marty2 is [mij] wel ter handen gecomen. Wij verwachten hier vast mijnheer den rijcxcancellier3 ende hoopen sijne comste sal sijn voor het vertreck van den coning4, die men seit, dat in 't midden van de Paeschweeck gaet nae Picardië. Men sal haest sien, oft het sal sijn om het oorlog te beginnen ende sick over 't verlies van Philipsburg ende Trier5 ernstelijck te resenteren.
De clausule, daeraen Romulus6 sich stoot, is van bedencken ende een middel om mettertijdt alles aen de Latou7 te brengen. Van de Lely8 soude ick licht van opinie sijn, dat daer niet veel desseings en is. Wij moeten sien, oft de doot van den grooten thesorier9, die men ons hier doet geloven, iet ten beste sal opereren. Den eertsbisschop10, soo ick verstae, is genegen tot een parlement, waeruit veel goeds soude connen ontstaen.
't Gunt uE. adviseert van Ierlant sal andere Nederlanders scrupuleux maecken om met dat volck te handelen.
Nopende Staaden11 hebbe bij mijne laeste12 uE. conform de waerheit geadviseert. Den tijdt is voorbij. 't Sal Thucydides13 leedt sijn, die niet Appolsch en is. Op 't stuck van dat tol14 vallen oock de consideratie van die twee verscheiden. Sal garen verstaen, in wat poincten hetselve daer staet.
UE. doet wel bij alle discoursen aen de Aerbesieluiden15 te toonen, dat
413
Justinus16 om Aristoteles17 niet belust en is hebbende nu andere occupatie als van die philosophie.Mijne sollicitatie alhier sal ick mijnheer den rijcxcancellier, hier sijnde overgeven, die het rouste tamelijck wel geprepareert sijnde de schaef daerover magh laeten gaen. Te minder sal ick hebben te verantwoorden.
Men moet beletten, dat op dat schrijven van Serranus18 nopende den resident19 niet en werde geantwoordt. Den resident is alrede wedergeroepen om ellewaert gebruict te werden, maer soeckt door die luiden hulp om te blijven.
Van de Asseurantiecamer sal ick garen vernemen, wat comen sal.
D'heer Contareni20 toont mij groote vrundschap, die ick soecke met alle middelen te kennen. Had ick een exemplair de Portuum Investigatione21, bij mij eertijds aen sijn oom22, doen hier mede ambassadeur sijnde, gedediceert, ick soude 't hem schencken.
Ick bidde om mijne gebiedenisse aen de bekende heeren ende vrunden.
Den 5 April 1635.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In den Hage.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 5 April 1635 tot Paris; versouckt een exemplar De Portuum Investigatione.