403
Mon frère,
UE. twee bryeven van den XIIII2 ende XIX Marty3 heb ick genoech op eene tijdt ontfangen. Sedert heb ick de coninginne4 gegroet ende de heer cardinael5.
Mijnheer de rijcxcancellier6 is op wegh om door Vranckrijck nae Calis te gaen ende soo over Hollant nae de Saxensche quartieren. Hij heeft aen den coning7 geschreven de redenen van zijn vertreck om te beletten alle handeling apart ende te sorgen, soo men het oorlogh moet voeren, dat sulcx met meerder correspondentie dan voor dese geschiede. Seyt reden te hebben om te spoeyen, doch alsoo oock altijdt groote last heeft gehadt om Sijne Mat. te zyen ende den heer cardinael, dat hij hem refereert tot hetgunt deselve best sullen vinden. Den coning door zijne brieven noodt hem om te hooff te comen. Men prepareert hem 't hostel des extraordinaires ende conincklijcke officieren om hem te dyenen, gelijck men doet souveraine princen, dye hyer van buyten comen. Men heeft hem oock toegeseyt een gansch oorlogschip. Dan alsoo licht daeraen yet soude mogen haperen ende retardement geven tot de reys, wenschte ick wel, dat mijnheer den prins van Orangie8 hem 't faveur wilde doen om twee oorlogschepe nae Calis te doen gaen, om op hem te passen. Soo hij te hooff comt, soo hoop ick, dat zijne presentie veel onlusten sal weghnemen.
Van Staden9 was bij Xenocrates10 wel gemeent. Maer daer is wat veel tijds verloopen met mijn langsaem reyse ende zyeckte ende oock met de irresolutie aldaer. Middelertijdt can het wel zijn, dat Skytte11, wiens intenties met dye van Thucydides12 nyet altijdt over een en comen, de saecke anders heeft gedirigeert, hoewel ick daervan noch niet en wete.
Ick wensche te weten Rosinius13 besogne ende wat daerop geresolveert sal werden. Ick sagh hem dese dagen bij Eusebius14. Seyde mij, dat Calaber15 nae
404
mij vrundelijck gevraecht hadde. Ick seyde zijne dyenaer te zijn ende blijde te zijn sijne gesindtheyt ende prosperiteyt te verstaen.Seniterre16 is van hyer extraordinaris in Engelant om nevens den ordinarisse17 te arbeyden, om dye luyden mede in de ligne te trecken. Den resident, dye hyer is van Engelant18, zyet daertoe weynigh apparentie.
Den bryeff van de heer Skytte19 heb ick ontfangen ende hem door zijne soon20 geantwoordt.
Nopende het Spaensche goed bij de onsen genomen ende behouden, totdat hetselve in Engelant zijnde een neutrael landt is gecomen21, is mijne opinie, dat hetselve dyen moet volgen, dye het door het recht van oorlogh becomen hadde, volgens hetgunt bij mij is getracteert de Iure belli et pacis lib. III cap. VI, § 13 ende cap. IX § 222. His adde Valerium Maximum Lib. V C. II. 623, Excerpta de Legationibus ex Diodoro Siculo, fragmento III24 et ex Polybio, fragmento ibidem tercio25.
De Polen hebben in haere procuratie weder den tytel van coning van Sweden gebruyckt ende van de twee rijcken daerin doen sprecken als de haere, waerop de consternatie voor een tijdt is gesteuyt.
Mij sal lusten te weten, wat dye twaelff schepen van Duynkercken sullen uytrechten26. 't Advys van Gracchus27 van den keyser28 volck te ontrecken is zeer goedt ende sal nyet vergeten werden. Wilt continueren met presentatie van mijnen dyenst aen Neeff29 in behoorlijcke termen.
405
Ick dancke Turnus30 van zijne affectie ende bidde, dat de saecke31 magh gevordert werden, alsoo mij daeraen veel is gelegen.
In absentie van den heer rijcxcancellier meent men dat de vice-directie sal sijn bij den Rijngraeff Otto32, dye oock gouverneur-generael is gemaeckt van alle, dat de Sweden in dye quartieren besitten.
Ick bidde oock om mijne gebyedenisse aen mijnheer Van der Mylen33. UE. behoeft zijne lange relatie nyet te excuseren. Soo dye langer zijn, hoe mij liever ende sal nyet laeten uE. wederom van alle, 'tgunt dyenst can doen, te adviseren.
Tot Parijs de XXX Maert XVIcXXXV.
Adres: Mijn Heer Mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant in den Hage.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 30 Martij 1635 wt Paris.