De heer Herald2, raad van Trimouille, en de heer Justel3 van 't huis van Bouillon, zijn elk bij mij geweest. Zij vinden de stijfhoofdigheit van de predikanten alhier zeer ongerijmt en prijzen mij zeer over mijne genegentheit tot de eenigheit der protestanten. Ik meene, dat zij zelve zich bij alle verstandigen in 't ongelijk
312
gestelt hebben. De hertog van Sully4, de mareschal de Chastillon5 en alle de raadsheeren van de religie oordeelen alzoo.