Mijn Heer,
De Staten van Hollant sijn gescheyden om van dynxdach comende acht dagen wederom bij den anderen te commen, ondertusschen hare principalen tot vruchtbare resolutiën in de openstaende pointen te disponeren. Behalven het heerengelt is niet nieuws finalijck ingewillycht. Meest alle de steden consenteren in de verhogynge van 't gemael, weynyge binden haer consent aen andere middelen, te weten verhogynge van sout, goude ende sijde laeckenen, cleyn segel ende lastgelt, immers eenyge van deselffde, om de gemeente smaeckelijker te maecken hetgene haer raeckt, mits sij sien in andere speciën, die haer niet aengaen off sooseer niet, gelijcken voet van verhogynge wert gepractiseert.
Heuft2 is vertrocken, sonder de participanten eenych ander contentement te hebben gelaten als dat hij sal sien de assignatiën tot gelt te brengen, daer hij noch grote difficulteyt in vont.
De contributiën schijnen te pericliteren ende vint den viant met het nauwe (?) sluyten van de licenten geïncommodeert.
De goede hope vant recouvreren van Schenkenschans3 blijft continueren, selffs bij de ervarenste, ende meenen veele den viant hem die victorie niet sal bedancken, sooveel van sijn beste volck heeft hij daer binnen ende ontrent geconsumeert, niet sonder verquistynge van groot gelt.
48
Seven Franse compangiën marcheren naer Rotterdam om haer te embarqueren.
De groote voordelen, die Engelant alleen in vrede nu treckt, doen verliesen alle opinie, dat het in oorloge soude commen.
Monsieur Spierynck4 comt hier. Bij alle steden is gearresteert een ordre om de oude middelen sonder compositie te heffen; de magistraten, officiers ende pachters sullen haer met eede daartoe verobligeren sonder haer gedispenseert te houden van de observantie, soo sij bij andere inbreuck merckten, maer moet hetselve te kennen geven, daer het behoort, om te doen remediëren.
Ick wensche wel uEd. ons neeff Reigersberch5 in sijne deliberatie gelieffde ten beste helpen raden, in cas hij de reyse aenneempt een goede commoditeyt te dispiciëren, om buyten peryckel met vrucht die te mogen volvoeren.
Bidde om mijn gebiedenisse.
Ued. seer dienstwillygen broeder
N. van Reigersberch.
Desen 23 Martii 1636.
Adres: Mijnheer Mijnheer De Groot, Ambassadeur van de croon ende coninginne van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.
In dorso schreef Grotius: 23 Martij 1636 N. Reig.
En in margine: sonder compositie.