eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    428

    3232. 1637 augustus 29. Aan P. Schmalz.1

    ... Episteinius2 immerito de me queritur ...

    Bijlage:

    Fragment van een brief van [Johan Epstein] aan N.N.,3 12 juni 1637

     

    Dess h[errn] schreiben von 28 Martii hab ich erst vorgesteren bekommen. Bedancke mich dass der herr innocentiam meam protegiret hat.4 Ich kan genugsamb darauss abnehmen dass mihr h[err] Grotius nicht woll will, weill er mich wegen eines dings beschuldiget, deran ich nicht mehr schuldt habe als der herr. Er hatt ja selbst seinen edelman an dem gazettier geschicket, der sich mocquiret hat. Den die Engelsche hetten ihm praeoccupiret. Hette er eine gleiche providenz gehabt, vnd mir ein worth davon vorher gesagt, ich wolte es woll geendert haben. Den der erst kommen ist, der mahlet der erst. Aber wie der h[err] vernufftig schreibet, die gazetten können keinen krigs pretension prejudiciren. Hette es mesprisiret wie ich ihm gerathen, er hette besser gethan. Die anderen kitzelen sich nuhn mehr damitt dass er in vanum laborirt hatt, vnd dem gazettier ist der muth nuhr grosser gemacht: meinet dass seine gazetten authentisirte documenta sein. Sed de his satis.

    Bovenaan de copie staat: Paris, den 12 Iunii [1]637.

    In dorso schreef Grotius: Hebstein.

    Notes



    1 - No. 3232 (dl.VIII). In de bijlage een fragment van een brief van [J. Epstein] aan N.N., dd. 12 juni 1637: hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., collectie aanwinsten, inv. no. 1420 (aanw. 1923-XIV-25), copie in een onbekende hand.
    2 - Johann Epstein († september of oktober 1644), Zweeds agent te Parijs, was ook als nieuwsagent actief, soms in samenwerking met Théophraste Renaudot, uitgever van de Gazette de France.
    3 - Wellicht was de geadresseerde Peter Abel Schmalz, secretaris van rijkskanselier Axel Oxenstierna; vgl. no. 3346 (dl.VIII).
    4 - Tijdens de ontvangst, op 17 of 18 februari 1637, van Willem van Liere, heer van Oosterwijk, de Staatse ambassadeur aan het Parijse hof, waren personeelsleden van de Zweedse en Engelse ambassades met elkaar slaags geraakt, omdat zij het niet eens konden worden over de plaats van hun koetsen in de stoet. Toen de Gazette over het conflict berichtte, maakte Grotius, naar zijn zeggen, eerst via Epstein, vervolgens ‘per domesticorum meorum unum’, bezwaar tegen de verslaggeving. Vgl. nos. 2966, 2973 en 3232 (dl.VIII). Zie ook no. 2419 (dl.VI). Deze laatste brief moet - op basis van het handschrift en de ondertekening - niet aan [J.] H[oeufft], maar aan J[ohann] E[pstein] worden toegeschreven; de datering is vermoedelijk voorjaar 1638.