eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    Bijlage no. 5 Bij no. 4417
    Advys op een resolutie van de Staten-Generael1.

    In het extract uit het register van de heeren Staten-Generael van de Vereenigde Nederlanden in date den 26 November 1639 vinde ick buiten reden dat den naem van Sweden aldaer gestelt werdt nae Polen ende Danemarcken, daer nochtans notoirlijck blijckt bij alle historiën, oock die van Polen ende Danemarcken, dat het conincrijck van Sweden veel ouder is als die twee anderen. 'Twelck ick te meer remarquere, omdat ick mercke, dat de heeren Staten-Generael in haere placcaten ende resolutiën ordinaris die stijl houden. Waeromme mijne opinie soude sijn, soo het voorseide extract bij de heeren Staeten-Generael aen mijnheer den ambassadeur2 ofte andere ministres van Swede is toegesonden, dat hetselve weder terugge behoort gegeven te werden met vermaeninge aengaende voorschreve fauten.

    In het discours van hetselve extract sijn veele dingen souden sijn te seggen, die ick liever anderen laet bedencken als occasie geven om te dencken, alsof ick eenige particuliere passiën daeronder waere mengende. Ondertuschen sal ick dat seggen, dat de redenen, die aldaer bij de heeren Staten-Generael voor haere hoocheit werden geallegeert, uytgenomen die van de religie, niet minder en passen op den hertogh van Savoie, den hertoch van Toscane ende de republyck van Genua. Voorts is seecker, dat den ordre, die bij 'tselve extract werdt gestelt, veel verschilt van hetgunt ick soo in die landen als in andere landen heb sien practizeren. De inscriptie nae de qualiteiten van de personen, die die vergadering van de heeren Staten-Generael becleden, sijn voor desen aengenomen geweest, gelijck diergelijcke inscriptiën oock aengenomen werden bij de regierders van elective conincrijcken soo lang daer geen coning en is.

    De ambassadeurs van Danemarcken, Thomasson ende Brahe3, sijn hier te

    859

    Parijs bij de ambassadeurs van de heeren Staten-Generael4, die laest gecomen waeren eerst besocht. Den ambassadeur Belheure5 te Venetië sijnde heeft den heer Van Oosterwijck6 laest aldaer gecomen sijnde niet goed gevonden te besoecken nochte denselven ergens anders vindende den tytel te geven van excellentie, welcken tytel oock de ambassadeurs van Venetië soo in Vrancrijck als in Engelland aen de ambassadeurs van de heeren Staten-Generael seggen niet te connen geven, en dat de heer Joachimi7 die soo lang geweest is in de Staten-Generael, met minder tytel is tevrede geweest.

    In Vrancrijck werdt in het inhaelen ende receptie onderscheit gemaect tuschen ambassadeurs van coningen ende die van Venetië, ende wederom tuschen die van Venetië ende die van de heeren Staten-Generael. Waeromme alsoo dese saecke is van merckelijcke consequentie ende veel schilt wat bij courtoisie bij wijlen geschiet ende 'tgunt als geëischt werdt als nae rechten toecomende, dunct mij - onder verbetering - dat hierop met de andere ambassadeurs, die in Den Hage sijn, dient gecommuniceert ende alles 'twelck in consideratie magh comen overgeschreven aen mijnheer den rijcxcancellier van Sweden8, opdat bij sijne Ex.tie sulcx hierinne werdt geordonneert als deselve nae sijne groote wijsheit ter behouding soo van de hooge digniteit van de croon van Sweden ende als van de vriendschap met den staet der Vereenigde Nederlanden ende met anderen dienstigh sal werden gevonden.

    In dorso schreef Grotius: advys op een resolutie van de Staten-Generael na November 1639.

    Notes



    1 - Minuut Den Haag, ARA. Eerste afd. coll. Hugo de Gr. Aanw. 1911 XXIII no. 5. Vgl. voor de kwestie ook no. 3551 aan N. van Reigersberch dd. 30 april 1638 (d. IX, p. 244).
    2 - Ludwig Camerarius.
    3 - Jørgen Brahe en Chr. Thomesen; zie no. 1215 aan N. van Reigersberch dd. 28 januari 1628 (dl. III, p. 227 n. 7) en no. 1216 dd. 29 januari aan Willem de Groot (ibid., p. 228).
    4 - François van Aerssen en Caspar van Vosbergen; zie no. 1216 dd. 29 januari 1628 aan Willem de Groot.
    5 - Pomponne de Bellièvre; zie no. 1997 dd. 7 maart 1635 aan Ludwig Camerarius (dl. V, p. 346, n. 15).
    6 - Willem van Liere, heer van Oosterwijk.
    7 - Albert Joachimi, heer van Hoedekenskerke.
    8 - Axel Oxenstierna.