eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5452. 1641 november 1. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Ick zal garen hooren, wat last de ambassadeurs zullen hebben die nae Engelant gaen,2 te meer alsoo men hier zegt dat zij willen spreecken van een dochter van den prins van Galles [sic] te huwelijcken aen den prins van Galles.3 Ick hoor oock den heer Heemvliet zoect te succederen aen Joachimi.4 De vrijheit van prins Robbert5 dient meest om door de schijn van die weldaet de rest van de zaecken te traineren ende daerdoor alle handt resolutiën - daertoe ick nochtans in Engellant geene apparentie en zie -, off het zoo quame, te beletten. De coustume van de coningen van Schotlant van een capittel te lezen nae de maeltijd ende een psalm te zingen is niet quaed ende waer 't te wenschen de reformatie in alles zoo wel waere gesuccedeert. Maer hoe lang den coning van Groot-Bretaigne zal connen veinzen ende de verdrucking van zijne autoriteit verdraegen, staet te bedencken. Engelant moet iet bondighs repliceren in de zaecken van den Pals off alles dat op die zaecke in Duitschlant werdt voorgestelt, zal belacchen werden. De Schotten alleen connen niet doen.

    Torstenson,6 secours van gelt ende volck ende de quade bejegening die in de conferentie7 geschiet is aen de Lunenburgische princen, doet mij wat goeds verhoopen. De quartieren voor de legers geduirende de winter zullen niet alleen gevecht tuschen de vijanden veroorzaecken, maer oock disputen onder de vrunden.

    611

    Zoo men uEd. van Blon8 weder spreeckt, zal uEd. gelieve[n] te zeggen dat mijn zoon den ritmeester9 niet meer en wenscht dan hem hier te zien om hem nae behooren reeckenschap te doen geven van de dreigementen die hij aengedaen heeft aen personen van meerder qualiteit dan hij is. (Wat m)ij aengaet, zulck voorslagen schricken mij gantsch niet. De ambassade brengt mij geen proffijt in. Eers heb ick genoech ingelegt ende ben daervan zat. Zoo men mij de minste occasie geeft, ick zal licht een stille plaetze vinden om mijn leven in goede gedachten te eindigen ende de werelt, die ick meer ende meer moe werdt, te laeten woelen. Wat het hoff alhier aengaet, ick meen dat ick daer ben in estime, maer dat zij liever een slechter hier hadden.

    1 Nov. 1641.

    Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den I Nov. 1641.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B 16. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 5451 antw. op no. 5434.
    2 - De hier bedoelde ambassade vond niet plaats. Wel reisde in december 1641 Johannes Polyander van Kerckhoven, heer van Heenvliet (no. 4997 n. 3), namens Frederik Hendrik naar Engeland.
    3 - Dit plan voor een huwelijk tussen Frederik Hendriks dochter Louise Henriëtte (1627-1667) en de prins van Wales kwam in 1642 meer uitvoerig ter sprake, maar het liep op niets uit.
    4 - Albert Joachimi, heer van Hoedekenskerke, ordinaris Staats ambassadeur in Engeland (no. 4998 n. 22).
    5 - Ruprecht van de Palts.
    6 - Lennart Torstensson (no. 5176 n. 4).
    7 - De conferentie te Goslar tussen gezanten van de keizer en van de hertogen August, Friedrich en Christian Ludwig van Braunschweig-Lüneburg. Zie voor het lopende nieuws over de conferentie ook no. 5454.
    8 - Michel le Blon; zie ook Reigersberchs brief, no. 5434.
    9 - Cornelis de Groot.