Mijnheere,
Alhoewel voor eenige dagen het geroep alhier geweest is dat de Wijmarsche2 armee den Rijn soude gepasseert hebben, soo en heeft men dogh weiders daer niet van vernomen. Ondertuschen gewint den vijant tijt om sich te verstercken, gelijck men dan voor seecker is houdende dat hij 25000 man, dogh meestendeel landvolck, bij malcanderen heeft, waerdoor men besorgt dat de gemelde armee in d'eerste aencompste over den Rijn een harde rencontre sal moeten wtstaen.
Nu onlangs is een gedeputeerde van den churfurst van Ceulen3 alhier aengecomen met commissie de heeren Staten-Generael te vermaenen om de Wijmarsche geen hulp nogh bijstand te doen, maer de gepleegde neutralitijt met het Rijck vorders te soecken observeren; aen dewelcke sijne Hoogheit nae erdeilde audiëntie tegemoet heeft gevoert, hoe partijdigh den churfurst van Ceulen geduirende de belagering van de stadt Mastricht sich getoont hadde; dat hij niet alleen den grave van Papenheim een vrijen pas hadde vergunt, sondern oock tot groot naedeel van desen staet met provisie geassisteert.4 Welck discours den gedeputeerden wat perplex heeft gemaackt ende is sonder vertoeven ad referendum weder nae huis verraist. Of hij sal wedercomen, staet te verwachten. Ondertuschen heeft men alhier aen Vranckrijck de begeerde assistentie van artillerie, amonitie ende andere crijgsbehoeften wt den frontierplaetsen bewilligt, oock geresolveert die tot secours begeerde 4000 man voor 'n tijtlang in leeninge - hoewel se Vranckrijck gerne saege afgedanckt om in eigene bestallung te hebben - te laeten volgen.5
Van onse hooftarmee en heeft men ditmael niet. Den heer veltmarschalck ligt weder aen 't podagra.6 Van opbreecken werdt niet vermelt. Met de preliminaren vredenstractaten7 is het
34
eindelick daerhenen gecomen, dat daervan het slot den 25 passato gemaeckt ende den dagh tot de intredinge der universale tractaten op den 25 Martii toecomende geset is. Mede wirden de salvi conductus in corten te Hamburg verwacht ende souden alsdan de guarnisoenen wt Osnabrug ende Munster afgevoert werden. Wt Pommeren heeft men dat te Custrin de Brandenburgsche afgesondene, den heer Leuchtmar, was aengelangt om 't armistitium te voltrecken. Stalhans ligt nogh in 't Sternbergsche land still.Wt Weenen van den 25 passato schrijft men dat de declaratiën van de gesanten van den hertog van Beyeren wtgecomen waren, dat haer heere presenteert alle 'tgeene hij in de Onderpaltz in possessie heeft, te consigneren in handen van den keiser om daermede nae beliefte te disponeren, met conditie dat d'andere geïnteresseerde als Spaegnie, Mentz etc. van gelijcken doen; waermede den ambassadeur van Engelant8 niet tevreden is, persisterende op de totale restitutie des Paltz, oock churfurstlijcke dignitijt.
Verblijve, mijnheere,
u. Exc.tie dienstwilligste.
Haage, 13 Ianuarii 1642.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 22 Ian.
In dorso staat met andere, latere hand: Raakt Keulen en Hollandt.