eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    52

    5572. 1642 januari 26. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Datter abuisen zijn ingebroocken in de roomsche kercke, werdt bij geen verstandigh mensche gelo[o]chent. Maer dat de leer die over 1502 jaeren bij alle christenen, oock die van de oostersche kerck, was aengenomen, zoude bedorven zijn geweest, dat en heeft Godes goedheit niet toegelaeten; maer wel dat die abuisen door de scheuringe hebben willen wechnemen, niet alleen andere abuisen hebben ingebracht, maer oock de leere, insonderheit de iustificatione, de natura fidei, de necessitate operum, t'eenemael bedorven tot schade van veele zielen ende tot een teicken dat zij van Godes geest niet gedreven en sijn geweest. Die in de kercke zijnde de abuisen hebben tegengesproocken zonder partij apart te maecken ende daerover hebben geleden, zullen haer loon van Godt ontfangen, gelijck Augustinus zegt, de Vera religione, cap. 8.3

    In mijne Appendix4 is mijns wetens niet als de waerheit ende die licht zal te verantwoorden. Ende werdt dat boeck in Engelant zeer gezocht ende geprezen. De Consultatie van Cassander met mijn Annotatis werdt hier herdruckt.5 De Marais6 zal wel hulp van mannen van doen hebben. Monsieur de Saumaise7 is een vat vol geleerdtheit, maer zonder duigen. Zoo eenige om voordeels wille nae de roomsche kerck voegen, dat en zal altijd in Hollant niet zijn. Ick heb onlancx een brief ontfangen van een zeer geleert man,8 waerin deze woorden: ‘Appendicem tuam de Antichristo legi summa cum voluptate, licet hic ringantur plurimi ex Borboritarum ordine. Excussisti illorum manibus locum communem de Antichristo pontifice, sine quo exsuccae et exsangues sunt nostratium theologorum conciones. Indignantur valde super ista de Calvino narratione, sed inhumanum tanti viri factum merito damnant qui sanguinem humanum amant. Notas tuas ad Consultationem Cassandri legi. Utinam plures Cassandro similes haberet ecclesia. Tu, vir maxime, vestigiis eius insistis et sopitum concordiae christianae studium acuis, animos spe excitas. Et quamvis, prout tempora sunt, parum forte proficies, utile tamen fuerit saniora subinde consilia ecclesiarum rectoribus suppeditari, quae, si respuent illi, non desinent in ecclesia esse et hic et alibi qui extra partes positi, tibi subscribent et affectum tuum sarciendi corporis Christi miseras divulsiones exosculabuntur.’

    Maer ick meene dat het beter zal zijn hierover aen uwe Ed. niet meer te schrijven ende uEd. zijn begrip volge ende ick het mijne. Alleen zal ick dit voor het laetste daerbij vougen dat het rechte licht is te vinden niet bij de nieuwe, maer bij de oude leeraers ende dat daeruit ydereen zichzelve can reformeren ende Godt bidden dat de abuisen uit de kerck ordentlijck geweert mogen werden.

    Van Engelant oordeele ick met uEd. dat daer nieuwe veranderingen zijn te verwachten ende dat die van Ierlant niet licht en zullen cesseren ende Schotlant liefst weder in onrust

    53

    zoude connen komen, al quaed voor mijnheer den palsgraef.9 De stadt in Angola meene ick dat de Hollanders zullen bewaeren, 't Isola de Principe en Sint Thomé verwoesten om de ongezondtheit.10

    De heer van Matenes11 mach zoo goed zijn als hij wil, evenwel zal hij niet goeds in deze tijden connen doen. Die nu in publycquen dienst is, moet het landt houden in eeuwigh oorlogh, d'heerschappie alledaegh starcker op 's lands hals leggen ofte zichzelve ende de zijnen ruïneren. Den graef van Oost-Vrieslant12 zegt dat hij uit Hollant een ingenieur heeft medegenomen om de plaetze te bezichtigen daer het casteel weder zal gemaect moeten werden. Die tot mindering van trouppes arbeiden, doen vergeefsche moeite. Vrancrijck ende den prins accorderen daerin te wel.

    26 Ianuarii 1642.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 26 Ianu. 1642 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H25c. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 5573. Antw. op no. 5555, beantw. d. no. 5589.
    2 - Het getal - mogelijk ‘150’ of ‘Mo’ - is moeilijk leesbaar.
    3 - Augustinus, De vera religione 8, 14-15, en eventueel ook 6, 11 (ed. Corpus Christianorum, Series Latina XXXII, p. 197-198).
    4 - De Appendix de Antichristo (BG nos. 1128-1129), in 1641 verschenen en opgenomen in Grotius' Annotationes in libros Evangeliorum (BG no. 1135).
    5 - In maart 1642 verscheen te Parijs een herdruk van de Annotata ad Consultationem Cassandri (BG no. 1165) in de bundel Via ad pacem ecclesiasticam (BG no. 1166).
    6 - De predikant en hoogleraar Samuel Desmarets (Maresius, door Grotius in zijn Appendix de Antichristo spottend ‘Borborita’ genoemd) had eerder de Commentatio de Antichristo (BG no. 1100) fel bekritiseerd in een Dissertatio de Antichristo (Amsterdam 1640).
    7 - Claude Saumaise, hoogleraar te Leiden, bereidde een verhandeling De Primatu Papae voor.
    8 - Niet geïdentificeerd. Het hierna volgende fragment uit een brief van N.N. aan Grotius, vermoedelijk omstreeks de jaarwisseling geschreven, is onder no. 5532 ook afzonderlijk in dit deel van de Briefwisseling uitgegeven en geannoteerd.
    9 - Het Schotse Parlement zou onder rustiger omstandigheden bereid zijn geweest 10000 soldaten te leveren aan Karl Ludwig van de Palts.
    10 - São Paulo de Loanda was in augustus 1641 veroverd; vervolgens voer Cornelis Jol, alias Houtebeen, naar het eiland São Tomé. Hier overleed de Staatse bevelhebber op 31 oktober 1641 (S.P. l'Honoré Naber, ‘Nota van Pieter Mortamer over het gewest Angola’ in BMHG 54(1933), p. 1- 42).
    11 - Johan van Mathenes, lid van de Hollandse ridderschap, was recentelijk aangewezen tot gedeputeerde ter Staten-Generaal.
    12 - Ulrich II, graaf van Oostfriesland, had jegens Frederik Hendrik verplichtingen ten aanzien van het herstel en onderhoud van het ‘huys’ te Emden; vgl. no. 5566.