Mijnheer,
Studium pacis et concordiae christianorum sal een christensiele noyt improberen. Maer veele is leet dat uEd. sonder hope van vrucht sooveel haets ende werckx op heeft willen nemen. Hetgene den meesten aenstoot geeft, is den Appendix,2 daerin sij oordeelen uEd. door offensie
31
tegens Marais3 hem vorder heeft laten vervoeren als ter materie nodych was. Marais is besych, Salmasius, soo men mij seyt, prepareert hem om met sijn werck dat nu de Primatu papae wort gedruckt,4 te destrueren hetgene uEd. die materie raeckende heeft getracteert, soodat uEd. alle handen ende verstanden heeft te wachten! Ende wie sal geloven dat het pausdom hetgene uEd. selffs oordeelt nodych gecorrigeert, sal corrigeren? De Reformatie, 't is waer, heeft veel onheyle met haer gesleept, maer sonder die waertoe ware de christenreligie niet vervallen? Dewijle die de kercke in de kercke wilden reformeren, onder de kercke wierden verdruckt, ende sonder eenyge buyten de kercke, wij en hadden het licht niet dat nu wort gesien. Maer alle die dyngen weet uEd. beter.In Engelant is men van nieuws tegens de biscoppen gaende. Een remonstrantie,5 wel vijfthien, sesthien vellen groot, bij het Lage Huys alleene aen den cony[n]ck overgegeven om te tonen sij niet tevergeeffs duslange sijn vergadert geweest, daer sij mede onder het volck wierden beschuldycht, toont sij den aertsbiscop6 noch niet hebben vergeten ende is de opinie hier sijn Eerwaerdicheyt alleen wort bewaert tot sij de kercke naer haer fantasiën hebben geformeert. Ick kan niet sien dat het rijck t'eynde is van sijn swaricheyt. Dat de Iren de coninginne houden voor hare patronesse,7 vermeerdert de ombragiën van het parlement ende den conynck toont opentlijck hem naer het parlement niet te vougen. Die den staet ende humeuren van Engelant kennen, speculeren uyt het avanceren van Nicol8 tot het secretarisampt, den grave van Briston9 tot het groot-tresorierschap, den conynck sijn ooge heeft om door de ministres, bij den grave van Bucquingam' gebruyck,10 die maximes daermede hij hem heeft gemainteneert, in te brengen, waeruyt sij besluyten dat Northomberlant, Hollant, Goryn ende andere hovelyngen11 mede pericliteren van hare bedienyngen.
De seeckere tijdynge die wij hier uyt Africa hebben, sal uEd. sien uyt de bijgaende gedruckte courante.12 De Westindische Compangie estimeert die victorie seer groot, alsoo den handel van Braesyl sonder de swarte uyt die quartieren niet en can worden gedreven. Ende
32
soo den conynck van Spaengien door de com[pan]gen13 daerontrent geen ander haven opent, sal hem in de minen van West-Indiën vinden verlegen door het derven van de negroes. Den gemelten Houtebeen was voort naer Sint Tomé ende Lichthart naer Rio de la (Plata).14De Ridderschap is dese weecke versterckt met den heer van Schagen, heer van Noortwijck, Wimmenum ende Spijck, ende comt in de plaetse van den heer van Somelsdijck in de Staten-Generael den heer van Mathenesse, een seer cordaet edelman.15 De graeff van Oost-Vrieslant is vertrocken ende de stenden sijn aengecommen. In het handel vallen consideratiën op de omslagen, hoe die sullen worden gedaen, soo om het leggen van de forten, onderhouden van het garnisoen ende tot het losen van de Hessen ende hetgene meest weecht, wie het commandement over de garnisoenen, geven van patenten sal hebben.16 Tot continuatie van het subsidie van Vranckerijck was commissie gegeven aen den heer van Oosterwijck,17 dan Vranckerijck beter vindende daervan hier wort gesproocken, heeft aen den ambassadeur de La Tuillerie18 daer ordre toe gegeven. Aen de continuatie maek[t] men geen swaricheyt, maer met conditiën die obligeren souden tijdelijck in 't velt te commen, belegeryngen voor te nemen ende continueren van de extraordinaire troupes, die Hollant garen van nu aff sage dat gevoucht worden bij de Wijmarse,19 ende andere alleen goetvinden deselve te leenen. De gemelte Wijmarsse sijn tot noch toe den Rhijn niet gepasseert ende meenen eenyge beswaerlijck passeren sullen, tensij Lamboy20 mede door de hoge wateren van de Mase opgehouden is. Vranckerijck sal clagen dat negen dagen met delibereren sijn verloren ende de ander provintiën sullen de schult werpen op Hollant. Ondertusschen is de nabuyren offensie gegeven.
Desen 13 Januari 1642.
Indien Consultatio Cassandri21 ende yet anders van dien autheur gelijcke materie raeckende daer is te becommen, wilde wel een exemplaer hebben.
33
Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck, etc.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2[5] Ian.
En in dorso: 13 Ian. 1642 N. Reigersberg.