eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5540. 1642 januari 6. Van N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Hoe ick langer leve, hoe ick beter als een christen leere verstaen hetgene ick eerst van een heyden hebbe gehoort:

    Permittes ipsis expendere numinibus, quid conveniat nobis rebusque sit utile nostris,2

    met al hetwelcke daer voor ende naer gaet. Ende darom, in plaetse van desen volgens een oude gewoonte aen te vangen met een toewenschynge van voorspoet, sal ick Godt bidden dat ons geven dat salych is:

    fortem animum et mortis terrore carentem,3

    daerbij vougen, hetwelcke mede veel schilt van het out gebruyck, een versouck daer ick mede soude sijn gebetert ende uEd. niet beschadycht, dat is dat ick voortaen het geluck mach genieten van mijne Neerlantse brieven met uEd. Latijnsche te verwisselen, waertoe ick sonderlynge genegen ben om te beter mij wederom in den train van Latijn te schrijven te stellen. Uwe Ed.

    12

    soude mogen dencken dat dit Diomedis et Glauci permutatio4 soude wesen, indien uEd. niet gewent en ware altijt aen de mangelynge, hoe uEd. dieselve oock doet, te verliesen.

    Daermede comme ick tot het publyck, hetwelcke ons meer materie prepareert als geeft, want de Wijmarse troupes5 tot noch toe den Rhijn niet en sijn gepasseert, verhindert ten deele door het hooge water, hetwelcke soo verre debordeert dat het te Wesel staet op de marckt, ten deele door de trage inbrengynge van de resolutie van Hollant, die men parti[cula]tim door de steden is wesen halen, ende veele sijn hier swaerhooftdych de macht van Duytslant soo naer op de frontieren te trecken. Evenwel is de ordre nu gegeven ende, hoewel de resolutie van Hollant noch niet is verclaert, sal het volck met ponten worden overgeseth. Nu delibereert men mede van seventych compangiën, die uyt de Franse pennyngen hier te lande worden onderhouden,6 daerbij te vougen ende daer sal het op lopen. Maer oft bij forme van leenynge, gelijck sijn Hoocheyt garen sage, ofte absolutelijck, daer de provintiën om daervan ontlast te blijven toe inclineren, is noch niet seecker. Hetgene meest wort geapprehendeert, is dat de keyserse ende Spaense dit werck voorsiende sulcken ordre daertegens sullen hebben gestelt, dat hetgene tevorens sonder tegenstant, nu met force ende swaricheyt uyt te voeren is.

    Coigneux, die alleen versouckt intercessie van desen staet bij den conynck tot onderhout van de roine-mère tot sulcken plaetse als sijne Majesteyt goetvinden sal,7 gaet met deselve bootschap naer Engelant, waer het parlement hem vrij vint verlegen met de rebellie van Ierlant, die noch dagelijckx toeneempt. Twee zeesteden ende havenen, daeronder een genaemt Waterfort, hebben sij vermeestert ende verbinden haer met eede te leven ende te sterven voor het rhooms-catholyck gelooff.8 De noorse provinciën in Engelant tonen dat de catholycke van hare quartieren mede sijn te vreesen ende veele hebben opinie dat de Iren, die in haren eedt seggen voor de gerechtycheyden ende preëminentiën van haren wettelijcken conynck de wapenen te dragen, uyt Engelant worden gestijft, in welck gevoelen sij des te meer wierden versterckt, doordien den conynck bij het parlement versocht sijnde om ordre tegens die rebellie te stellen, den conynck gealtereert haer voorwierp wat sij haer hadden te bemoyen met saecken die sijne Majesteyt raeckten. Doch sedert is sijne Majesteyt met communicatie van het parlement daerin gegaen.

    Ondertusschen openbaert hem dat den conynck grote sequele vint in het Laege Huys, daer sijne Majesteyt de habylste met officiën ende beneficiën treckt, die niet meer cracht hebben in dat rijck als sij over eenyge jaren hier hebben gehadt ende noch tonen, soodat grote apparentie is dat sijne Majesteyt mettertijt meester van het spel worden sal ende, naer te

    13

    vreesen is, met voordeel van de Spaensgesinde. Vaen,9 een wel geaffectionneert minister in dat rijck voor desen staet ende wiens hulpe in 't beleyt van het huwelijck seer is gebruyckt, is van sijne charges verlaten, oock sijnen outsten soon, die veel heeft gecontribueert tot de doot van den grave van Straftfort, aen wiens soon den conynck alle de goederen van den vader, graeffschap ende ander digniteyten heeft gerestitueert.10

    Van het gevecht tusschen de Spaense ende de onse11 hebben wij geen ander particulariteyten als dat sij sonder voordeel op den anderen sijn gescheyden. De Portugeese worden beleth door contrari[e] wint, die haer hielt in een baere12 - soo noemen sij dat - daer sij in lagen, haer met de onse te vougen. Sedert doet men ons geloven bij de onse gecommen sijnde sijn gegaen om de Spaense te besoucken. De stenden van Oost-Vrieslant sijn noch niet aengecommen13 ende wort de vergaderynge van Hollant wederom op morgen hier verwacht.

    Desen 6 Januari 1642.

    Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 16 Ian. 1642.

    En in dorso: 6 Ian. 1642 N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, K 77f. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge (ed.), Br. N. v. Reigersb., p. 682 no. 269. Antw. op nos. 5526 en 5527 (dl. XII), beantw. d. nos. 5560 en 5561.
    2 - Juvenalis 10, 347-348.
    3 - Juvenalis 10, 357: ‘Fortem posce animum mortis terrore carentem’.
    4 - Homerus, Ilias 6, 232-236. In ruil voor zijn gouden wapenrusting kreeg Glaucus van Diomedes diens bronzen wapens terug.
    5 - Het leger van wijlen Bernhard van Saksen-Weimar, nu onder bevel van de Franse graaf Guébriant, wachtte in het land tussen Wesel en Rees op het verloop van de besprekingen die de Franse ambassadeur in Den Haag met Frederik Hendrik en de Staten-Generaal voerde over Staatse materiële steun en medewerking bij het aanleggen van een schipbrug over de Rijn. Niet zonder protest uit de Hollandse handelssteden werd deze hulp op 31 december toegezegd (Episodes Guébriant, p. 243).
    6 - Vijf regimenten, elk van 14 compagnieën, had Frankrijk ter beschikking gesteld van de Republiek (Het Staatsche Leger IV, p. 246-250).
    7 - Jacques Le Coigneux (†1651), een gewezen president van het Parlement van Parijs, vertrouweling en diplomatiek agent van Maria de' Medici (vgl. Tallemant des Réaux II, p. 7-10), was eind december in Den Haag gearriveerd en werd aldaar op 30 december door een delegatie van de Staten-Generaal gehoord; vgl. nos. 5519, 5530 en bijlage 43 (dl. XII).
    8 - De Ierse opstand barstte in oktober 1641 uit. Het kasteel van Dublin werd bedreigd; bijna geheel Ulster en enkele steden in het zuiden, waaronder Wicklow en Wexford, kwamen in handen van de opstandelingen. Op het tijdstip van deze brief was de stad Waterford nog niet gevallen (A new history of Ireland III, p. 290-295; CSP Ireland 1633-1647, p. 354).
    9 - Sir Henry Vane (1589-1655), staatssecretaris en hoftresorier, had in vroeger jaren missies naar de Republiek ondernomen. In het voorjaar van 1641 was hij een van de zes ‘commissioners’ die namens de koning besprekingen voerden over een eventueel huwelijk van de ‘princess royal’ met de jonge prins van Oranje (DNB LVIII, p. 113-116 (Sir Henry Vane); p. 116-129 (Vane jr.)).
    10 - Thomas Wentworth (1593-1641), graaf van Strafford, gouverneur van Ierland, 1632-1640, was in mei 1641 tot het schavot veroordeeld op grond van een belastend document dat de jonge Henry Vane (1613-1662) had gevonden in de papieren van zijn vader, de staatssecretaris Sir Henry. Uit misnoegen over deze gang van zaken onthief de koning in november/december vader en zoon van hun functies, terwijl hij, aan de andere kant, eerherstel gaf aan de oudste zoon van Strafford, William Wentworth (1626-1695) (DNB LX, p. 268-283).
    11 - Het zeegevecht bij Cabo de São Vicente (begin november 1641). Bij die gelegenheid had de Staatse vloot tevergeefs uitgekeken naar Portugese assistentie.
    12 - Baere (Barra), zandbank vóór haven- of riviermond (Tresoor der zee- en landreizen).
    13 - De Staten-Generaal hadden op 6 december 1641 bekendgemaakt dat zij bereid waren om tegen de 20ste december een delegatie uit Oostfriesland te horen over het beleid van graaf Ulrich II inzake de landsverdediging en de beëindiging van de inkwartiering van Hessische troepen in het land (Den Haag, ARA, Eerste afd., Staten-Generaal, inv. no. 6715I, 1641, minuten).