eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5530. 1641 december 30. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheer,

    Voor weinigh dagen heeft den ambassadeur van Vranckrijck alhier2 aen de heeren Staten Generael een memorial overgegeven ende begeert, also sijne con. May.t geresolveert was de Weymersche armee,3 sterck in de 7 à 8000 man, nae den Rijn toe te trecken ende met deselve nogh te conjungeren 6000 man, dat haere Ho. Mo. mochte gelieven haere troupes, die op de middelen wt Vranckrijck gerepartieert sijn ende quaelick betaelt werden, als 1500 te paerd en 2500 te voet, bij haer voegen met verseeckeringe dat Vranckrijck deselvige, soolang sij in sulcken dienst verblijven sullen, richtigh betaelen soude nogte oyt weigerich sijn deselve troupes, soo wanneer haere Ho. Mo. die weder terugge souden begeeren, te laeten volgen. Mede hout den voorss. ambassadeur aen om bewilligung van passagie over den Rijn ontrent Wesel ten behoeve van die armee. Wat men hierop sal resolveren, leert den tijt.

    Den Dennemarcksen resident Tancke4 heeft neffens den brief die hem weder terugge is gegeven, daervan ick u Ex.tie voor acht dagen de reden geschreven hebbe,5 een memorial overgelevert ende nae eene lange wtlegginge van de goede affectie sijns conings ende ijver ten beste van desen staat geproponeert, in wat voegen haere May.t van Dennemarcken, als de gedeputeerden van desen staat nu onlangs bij deselve sijn geweest,6 sich erbooden heeft wel geneigt te wesen sich tot een vredenshandeling ofte tenminsten eenen langdurigen stilstant tuschen desen staat ende Spaegnië te laeten gebruicken, welcke intentie also sijne May.t nogh hadde, dieswegen hem Tancke aenbevoolen haere Ho. Mo. te versoecken om middel voor te slaen ende te beraemen tot voortsettinge van soo een goet werck; dat desselfs te Madril residerende ambassadeur7 alrede ordre hadde het gemoet van den coning van Spaegnië te sonderen ende tot dit heilsaem werck te bewegen. Dese propositie geeft alderhande consideratiën, te meer also den voorss. resident de saacke selfs niet heeft aengeroert ende men oock niet weet, op wat fundament 'tselvige is berustende. Buiten dit heeft den voorss. Tancke nogh een ander memorial

    702

    ingelevert, waerin hij sigh ten hoogsten beclaegt over de injurie ende despect die sijn coning is aengedaen met het teruggesenden van den bovengemelden brief, ende daerbij aengemelt, indien men 'tselvige niet en sochte te remediëren, dat sijnen coning sulcx ressenteren soude. Sooveel isser aen, dat voor desen, soo wanneer in soodanigen vall de missiven wirden teruggegesonden, 'tselvige geschiede door gecommitteerden, door dewelcke men sulcx excuseren liet, gelijck dan nogh onlangs aen den keyserlijcken afgesanten8 gepractiseert is. Ende desen brief heeft men maer slecht door een camerwachter aen den resident laeten toesenden, waervan mij de oorsaacke onbekent is.

    Van onse hooftarmee is dese reise niets schrijfvaerdigs ingecomen. Deselvige ligt nogh in haere voorige posto, verwachtende eerst nogh een somma gelts van Hamburg. De keysersche liggen in 't land van Halberstad ende Magdenburg, den aertsbisschop9 te Halberstat ende Piccolomini10 te Quedlinburg. In de vredenstractaten is het soo wijt gecomen dat m.r Davaux11 de Dennemarcksche caution heeft aengenomen ende is men nu beesigh met de daghsettinge.

    Den heer Stalhans12 gaet par manquement van victualie in Achter-Pommeren sijn winterquartier soecken ende de keysersche ende Saxische in Slesiën. Met de Deensche armee staet het nogh in deselve termen.

    Hetgeen m.r Coigneu,13 afgesonden aen desen staat vanwegen de coninginne-moeder van Vranckrijck, aen de Staten geproponeert heeft, sal u Ex.tie wt het bijgaende14 connen vernemen.

    Verblijve, mijnheer,

    u Ex.tie dienstwilligste.

    Haage, den 30 Xbris 1641.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 8 Ian. 1642.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA. Eerste afd., coll. Hugo de Gr. Aanw. 1911 XXIII no. 13, 102A. Oorspr. Niet ondertek. De brief is van de hand van Grotius' voormalige secretaris Pieter Pels (no. 5228 n. 1).
    2 - Mathieu Coignet, sieur de la Thuillerie (no. 5023 n. 10). Zie over de hier genoemde kwestie supra no. 5519 en Aitzema, II (f.o), p. 828-831.
    3 - Het leger van wijlen Bernhard van Saksen-Weimar (†1639).
    4 - Martin Tancke (no. 5519 n. 10).
    5 - No. 5519.
    6 - Willem Boreel, Albert Sonck en mr. Johan van Weede (no. 5184 n. 8).
    7 - Hannibal Sehested (no. 5041 n. 16).
    8 - Johann Weichard, graaf Auersperg (no. 5042 n. 6).
    9 - Leopold Wilhelm, aartshertog van Oostenrijk en bisschop van Halberstadt.
    10 - Ottavio Piccolomini, hertog van Amalfi.
    11 - Claude de Mesmes, graaf van Avaux (no. 5001 n. 7).
    12 - Torsten Stålhandske (no. 5014 n. 9).
    13 - Jacques Le Coigneux (no. 5279 n. 5), vertrouweling van Maria de' Medici.
    14 - Bijlage no. 43.