438
Mijnheere,
Op 't vertrouwen dat mijn brieff van den 4 Augustis2 uEd. wel zij ter hand gecomen, hebbe ick met verlangen een letter-antwoort verwacht. Ende hoewel de bijgebrachte redenen niet bondich mochten sijn, nochte uEd. onderrichting(h) vereyschten, soo hope ick nochtans dat uEd. sal bespeurt hebben dat mij een wijsen raed nodich is. Ick lijde dagelijcks van alle kanten veel aenstoot. Seecker geleert man, een van uwer Ed. grootgunstige, heeft onlanghs onversocht ende sonder ergens van te weten mij uwer Ed. brieff aen Jacob Laurens3 te bedencken gegeven, dat ick met opmerckingh aenhoorde, maer niet als een recht ende volcomen middel tot mijne gerustheyd. Indien uEd. geliefde voor mij ende andere een Consilium de studio religionis instituendo uyt te geven, dat waer mijns herten wensch om 'tselve als eenen heylsaemen raed in 't werck te stellen. Ick vinde hier niemand off sij sijn formele partijen van d'een off d'andere, ende meest sonder bescheydenheyd om te betonen dat sij het met dese ofte die gesindheyd niet en houden. Derhalven bidde uEd. om een toeverlatich onderwijs ende uEd. bevelende in Godes bewaeringe sal ick blijven,
u. Exc. ootmoedige diener ende verplichte leerlingh,
Geraerd van Vreelandt.
In Amsterdam, den 22 Septembris 1642.
Adres: Mijnheer/mijnheere Hugo de Groot, etc., in Parijs.
In dorso schreef Grotius: 26 [sic ] Sept. 1642 Vrelant.