eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    520

    5970A. 1642 november 25. Van L. van Aitzema.1

    Illustrissime, excellentissime domine,

    Inclusa haec a domino legato Salvio,2 ut puto, commendabit Excellentiae vestrae negotium 21 navium Hamburgensium, Lissiponae detentarum.3 A me quicquam velle addere esset soli candelam accendere.4 Non potui tamen quin hac occasione et salutem meam obsequiosissime offerendo memoriam mei renovem apud eum qui uti semper, ita hac aestate maxime scriptis suis in omnium hic ore fuit.5 Acumen et iudicium nemo non admiratur, pauci tamen mediocritatem ab Excellentia vestra in iis observatam, sed ad papismum nimis eam accedere credunt. Inter utrunque autem ire debere qui conciliationem vult. Ego semper fui in ea opinione maximam mundi christiani partem controversias ignorare et offendi externis; in interioribus quotusquisque iudicabit, protestans ne sit an pontificius? Status quaestionum infinitarum nesciunt; tales sunt quales novissime informantur. Ad nomen papae exhorrescunt adeo hic, ut fere pari gradu episcopos - quia aliquid cum eo commune habent - ac illum odio habeant.

    Ordinarius hic nuper minister6 gratias Deo egit pro victoria parlamentariis contra regem in Anglia data.7 At die Saturni elapso8 regina hic pro eadem victoria regi data Deum laudari sollenni cantione illa fecit.9 Ita in meridie caligamus in re quae totum orbem vel testem habet vel habere potest. Ipse princeps Guilielmus Auriacus10 (ad-

    521

    fuit)11 solennitati. Eum sequentes cum eo iam credent in hoc negotio; ministris addicti cum ministro. Idem est in religione ludus.

    Quae hic et in Germania nova sunt meliore calamo ad Excellentiam vestram perscribentur; quam oro ut familiaritatem, ne dicam audaciam scribendi et censendi meam excuset, et prosperrime valere opto,

    Excellentiae vestrae obsequentissimus,
    Leo ab Aitzema.

    Dabam Hagae, die 25 Novembris 1642.

    Adres: Illustrissimo, excellentissimo domino/domino Hugoni Grotio, consiliario et ambasciatui ordinario serenissimae reginae et coronae Suecicae apud regem christianissimum, Lutaetiae.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 9 Dec.

    En in dorso: 25 Nov. 1642 Leo Aisema.

    Notes



    1 - Hs. Leeuwarden, Provinciale Bibl., hs. 1610, coll. Fries Genootschap, nr. 1: 1, eigenh. oorspr. Gedrukt in Brieven van en aan Hugo de Groot ..., Leeuwarden, Provinciale Bibliotheek van Friesland, december 1995, p. 13-14. Beantw. d. no. 5997 (dl. XIII), dd. 13 december 1642. De geschiedschrijver Lieuwe van Aitzema (1600-1669) was sinds 1625 raad en resident in de Republiek namens de Hanzesteden Hamburg en Bremen. Vanaf 1644 zou hij ook als resident van Lübeck optreden (Schutte, Repertorium II, p. 264-267). Grotius had reeds vóór zijn toetreding tot de Zweedse diplomatieke dienst met Aitzema brieven gewisseld; vgl. no. 1905 (dl.V).
    2 - De hier genoemde brief van de hand van Johan Adler Salvius, Zweeds ambassadeur te Hamburg, is niet teruggevonden.
    3 - Op 12 oktober 1642 had de Portugese oorlogsvloot 21 (of 18, 22, of ook 24) schepen uit Hamburg en Lübeck buitgemaakt. Deze schepen, die geladen bleken te zijn met oorlogsmaterieel voor de legers van de Spaanse koning, werden vastgehouden in de haven van Lissabon. Vgl. nos. 5932, 5952 en 5997 (dl. XIII), en Aitzema (fo) II, p. 867-868.
    4 - ‘Aan de zon een kaars aansteken’, in de zin van: ‘water naar de zee dragen’. Vgl. de uitdrukkingen ‘lumen soli mutuas’ en ‘solem adiuvare facibus’, in: Erasmus, Adagia I, VII, 58 (658) en IV, VIII, 25 (3725) (LB II, kol. 284 en 1128; ASD II-8, p. 142).
    5 - Sinds 1640 had Grotius een aantal theologische geschriften ter bevordering van de kerkelijke eenheid het licht doen zien. Als geestverwant betreurde Aitzema de tegen Grotius gerichte stroom van schotschriften uit orthodox-protestantse kringen. Vgl. J.D.M. Cornelissen, ‘Lieuwe van Aitzema en Hugo de Groot’, in: Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 1 (1946), p. 47-71.
    6 - Deze predikant is onbekend; misschien verwijst de briefschrijver naar de uitgesproken orthodoxe Cornelis Trigland (ca. 1609-1672), die in 1638 in de hofstad was benoemd (Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme I, p. 380-381).
    7 - Bedoeld is de slag bij Edgehill, op 2 november 1642, tussen de troepen onder leiding van koning Karel I en de legers van het Engelse parlement. De strijd eindigde onbeslist. Vgl. CSP Ven. 1642-1643, p. 191, en Gazette 1642, nos. 149 en 151, dd. 10 en 28 november 1642.
    8 - ‘die Saturni elapso’: deze zaterdag viel op 22 november 1642.
    9 - Voor het in opdracht van koningin Henriëtte Maria (1609-1669) van Engeland gehouden Te Deum, zie Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 321.
    10 - Willem II, prins van Oranje (1626-1650), zoon van stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms, gehuwd met Maria Stuart, oudste dochter van Karel I van Engeland. Zie voor zijn opstelling in de Engelse kwestie G.W. Kernkamp, Prins Willem II, 1626-1650, Rotterdam 1977, p. 70-77.
    11 - In de lopende tekst van de brief staat alleen een verwijzingsteken. Het woord dat Aitzema wilde toevoegen (‘adfuit’ o.i.d.) heeft vermoedelijk in de kantlijn gestaan, maar werd later weggesneden.