eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6429. 1643 september 19. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Ick heb hier groote clachten ontfangen van Benfeld,2 alsoo 't leger van den marescal de Guebrian juist daerontrent den Rijn is gepasseert ende zijnde zeer hongerigh alles daerontrent heeft verwoest, hoewel ick voordezen aen de coninginne hadde vertoont zoo 'tzelve leger niet haest en wierd versterckt, dat hetzelve zonder iet uit te rechten zoude moeten comen aen deze zijde van den Rijn tot schade zoo van Vrancrijck als van de bondgenooten. Waer hetzelve leger nu zal werden gebracht, werdt gedelibereert. Wij zullen ons best doen dat het moge gaen nae Beyeren, 'twelck oock wenscht mijnheer den marescal de Guebrian.

    De bisschoppen van Bauvais, Lizieux, Limouges zijn in haer bisdommen.3 Den hertogh van Orleans ende den prins van Condé zullen haest vanhier vertrecken te landewaert om adem te scheppen.

    De protestanten te Francfurd, ziende niet te vorderen met onvruchdbaere haspeling, laeten het stuck glijen ende de vergadering daer duiren op hoope dat den keizer4 zelff haest daerontrent zal comen, ende de amnestie ofte abolitie van 't gepasseerde vougen nae de Praeghsche Vrede5 ende de laetste resolutie tot Regenspurg6 genomen. Zij vinden

    553

    goed dat de camer van Spier onderhouden zal werden uit de landen die den keizer op de vijant zal becomen, 'twelck wel spae zoude mogen bijcomen.

    De Schotten hebben aen de Engelsche parlamentarissen gezonden een project van ligue voor de religie en de vrijheit. Die van 't Engelsche parlement hebben daerop advys verzocht van de synode die zij te Londen hebben vergadert. De synode vind het zeer goed ende zulcx is apparentie dat het parlement hetzelve zal approberen.7 Zoo dan op die voet twintichduizent Schotten in Engelant, zoo zullen tot 's conings hulp niet minder Ieren comen om alles op te eeten tenzij den grave van Harcourt, die nu reisvaerdigh is,8 de zaecke brenge tot een redelijck accord, 'twelck God geve met behoudenis van de oude rechten, zoo van den coning als van het parlement.

    't Beyersche volck is bij de brugge van Spier9 ende in 't marquisat van Bade, 't Lottheringsche in de Nederpals, 't leger van den hertogh van Anguien bij Pontemousson, den hertogh van Angoulesme met achtienhondert te paerd,10 vierduizentvijfhondert te voet aen de Mase ende ontrent Longuy. Don Melos, zoo men ons zegt,11 vergadert eenigh volck bij Bergen in Henegouwe, waervan een deel zich getoont heeft bij Guise. Piccolomini12 is met vierduizent Neapolitainen gecomen in Spaignie, alwaer men zich verblijdt over het geld gecomen uit West-Indië. Den marescal de Motte-Odincourt rust te Barcelone.13 Trin blijft belegert.14 De Venetische reuterie heeft bij Naviondola15 vijftienhondert van de vianden te niet gemaect ende loopt tot bij Boulogne.

    19 Septembris 1643.

     

    Wij verstaen dat de Beyerschen gaen om Wilstad van vesten te on[t]blooten,16 dat de Turcksche vloot eenige dorpen brand op de custen van het rijck van Naples, dat het crijgsvolck van den paus heeft becomen Poluselle, Lantenano ende andere geringe plaetzen in het gebiet van Venetië,17 dat zij maecken een reael fort bij Lagoscuro,18 dat zij

    554

    geruïneert hebben Sancto Cesareo, een bourgaade in 't Modenois,19 dat de Toscanen zijnde bij de vijftienduizent te voet, vijftienhondert te paerd Monte Cologno hebben verovert.20 Dat in Engelant de magistraten van Londen hebben belast yder inwooner een maeltijd te weecke te vasten ende de waerde te contribueren tot het gemeen, dat den coning van Engelant met achtienduizent man Clocestre belegert ende dat andere vijfduizent zijn bij de coninginne te Oxfort.21

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 33h. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Copie, dd. 19 september 1643, aanvangend bij de alinea ‘De bisschoppen’, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1014 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 19/29 september 1643).
    2 - De brief van Friedrich Richard Mockhel, resident in de Zweedse enclave Benfeld, is niet overgeleverd. De ‘groote clachten’ stelde de resident op toen de Frans-Weimarsen van maarschalk Guébriant over de schipbrug tussen Wittenweier en Rhinau recht op zijn territorium afstevenden; zie no. 6399, en Episodes Guébriant, p. 354-359.
    3 - De aan het hof verblijf houdende bisschoppen kregen het verzoek om naar hun diocees terug te keren. De maatregel trof de koninklijke getrouwen Auguste Potier, bisschop van Beauvais, Philippe Cospeau, bisschop van Lisieux, en François de La Fayette, bisschop van Limoges (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 165-166, en Tallemant des Réaux I, p. 928).
    4 - Op 1/11 september was op de Frankforter ‘Deputationstag’ een keizerlijke verklaring ten gunste van de voortzetting van de bijeenkomst voorgelezen.
    5 - De vrede, in 1635 te Praag gesloten tussen de keizer en enkele protestantse rijksvorsten.
    6 - Het amnestiedecreet van de Regensburger rijksdag van 1641.
    7 - Een delegatie uit het Engelse Parlement mocht in Edinburgh vernemen dat de Schotten tot het verlenen van militaire steun genegen waren (CSP Ven. 1643-1647, p. 6 en p. 14). Gelijktijdig met dit goede nieuws boden ‘commissioners from the general assembly of the Kirk of Scotland’ het Parlement een voorstel tot het aangaan van een ‘solemn league and covenant’ aan (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 150-155 en kol. 166-174).
    8 - Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, zou een week later zijn vredesmissie naar Engeland daadwerkelijk aanvaarden (CSP Ven. 1643-1647, p. 20 en p. 26).
    9 - De Zwabisch-Beierse bevelhebber Johan van Werth had zijn bezwaren tegen de passage van Lotharingse troepen over de schipbrug van Philippsburg opgegeven; zie no. 6405.
    10 - Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, kwam op 15 september in Parijs aan. Tijdens zijn afwezigheid hield de hoogbejaarde Charles de Valois, hertog van Angoulême, de troepen in staat van paraatheid.
    11 - Voor het leger van de Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo behoefden de Fransen niet zo beducht te zijn als voor de troepen die de keizer, de hertog van Beieren, de keurvorst-aartsbisschop van Keulen en hertog Karel IV van Lotharingen naar de Moezel en de Rijn lieten oprukken.
    12 - De keizerlijke legeraanvoerder Ottavio Piccolomini was op uitnodiging van koning Philips IV in Spaanse legerdienst getreden. Op 12 september verlieten hij en zijn nieuw aangeworven manschappen de haven van Portofino (Doc. Boh. VII, p. 44 no. 74).
    13 - Volgens de Gazette 1643, no. 119, dd. 19 september 1643, was de zomerhitte de oorzaak van het weinig krijgshaftig optreden van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt.
    14 - De stad Trino viel pas op 27 september in handen van het Frans-Savoyaardse leger van prins Tommaso Francesco van Savoye.
    15 - Lees ‘Nonántola’. Geassisteerd door Venetiaanse hulptroepen vocht Francesco I d'Este, hertog van Modena, voor het behoud van deze strategisch belangrijke plaats.
    16 - Vanuit Willstätt volgde veldmaarschalk François de Mercy de bewegingen van het Frans-Weimarse leger aan de overzijde van de Rijn.
    17 - Het verlies van de plaatsen Polesella en Lendinara in het gebied van de Polesine (V. Siri, Il Mercurio overo Historia de' correnti tempi III, p. 780-792).
    18 - Het fort bij Pontelagoscuro aan de Po bij Ferrara.
    19 - Het nieuws van het besluit om de op Modena veroverde plaats S. Cesário sul Panaro (no. 6313) met de grond gelijk te maken, werd gepubliceerd in de Gazette 1643, no. 119, dd. 19 september 1643.
    20 - De burcht Monte Colognola bij Passignano. Het leger van groothertog Ferdinando II van Toscane had op zijn expeditie langs het Trasimeense Meer nog geen grote tegenstand van de pauselijken ondervonden (Gazette 1643, no. 119, dd. 19 september 1643).
    21 - Terwijl koning Karel I deelnam aan de belegering van Gloucester, hield de koningin haar leger bijeen voor de verdediging van Oxford (CSP Ven. 1643-1647, p. 13-15 en p. 16-18).