eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6672. 1644 januari 25. Van N. van Reigersberch.1

    In dit jaar viel'er in Hollandt veel te doen over 't octroi der Oostindische maatschappije, waarover de heeren De Groot en Reigersbergen in verscheidene brieven hunne bedenkingen onderling aan malkanderen mededeelden. De laatste schreef al in Loumaandt:

    Het octroy is aan de Oostindische Compagnie noch niet verlengt, omdat veele regenten van steden zijn bewinthebbers van de Westindische, dewelke gaarn zouden die compagnie door vereeniging met de Oostindische stutten, dan daartoe is geen waarschijnelijkheit.2

    ... in den ... brief daar hij meld van de octroien [N.R. 25 Jan.] (voegt de heer Reigersbergen) ook dit, 'tgeen wij te aanmerkelijk keuren om te verzwijgen, daarbij ...:

    Vele steden, ziende de processen zoo vermenigvuldigen dat de hoven geen expeditie konnen geven, willen om de traagheit te verbeteren en het hof provinciaal met twee

    72

    kamers te doen besoingneren, beide de collegiën van de hooge en provinciale raden vereenigen, waarop, indien uEd. eenige aanmerking heeft, en redenen die daartegens dienen, wil ik dezelve zeer gaarn verstaan.3

    Notes



    1 - Gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 373 en p. 376.
    2 - In de Statenvergadering hadden enkele afgevaardigden de vraag opgeworpen of de Oost- en Westindische Compagnieën niet onder één octrooi samengebracht konden worden. De discussie over deze kwestie werd na het kerstreces van de Staten van Holland voortgezet (Res. SH, dd. 22 januari 1644).
    3 - Op 22 januari werd in de vergadering van de Staten van Holland ook aandacht besteed aan de samenvoeging van de Hoge Raad van Holland en Zeeland met het Hof van Holland. Omdat de adviezen niet eensluidend waren, besloten de heren om twee voorstellen ‘dienende tot verminderinge van de instantiën’ bij de Staten-Generaal in te dienen (Res. SH, dd. 21-22 januari 1644).