eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6965. 1644 juli 18. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime legate, domine observandissime,

    Regia Suecorum classis cursum suum ad fretum Oresundae suscepit et Haffniae portum nunc habet;2 brevi iam habebimus quid praeterea agat. Illustrissimus Torstensonius Kyla Haderslebiam concessit;3 exercitus adhuc in castris manet. Pro certo tamen vulgatur consilium aliquod militare Oldensloae formari.4 Danorum gens re inexpedita

    586

    Gluckstadium et Krempam ingressa est.5 Ipse archiepiscopus Stadium repetiit. Post appulsum caesareanorum cum ponte ad Langermunde conductu generalis Gallasii flumen transiverunt et iter Havelbergam dirigunt,6 ut sic Mekelburgiam petant; pontem illam navalem secum deferunt, quia Butzenburgum et Lauenburgum occupare cogitant, ut sic commode commeatus illis advehi possit. Certum enim est magna eos fame premi; maxima militum pars ex coactis constat, qui ad eruptionem faciles videntur. Exercitus ad equitum peditumque 11000 aestimatur.

    Divinus favor Excellentiam vestram diutissime sospitem praestet, illustrissime et excellentissime domine,

    illustrissimae Excellentiae vestrae addictissimus servitor,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 18 Iulii 1644.

     

    Illustrissimae Excellentiae vestrae omnia prospera exoptat illustris dominus comes de La Gardie.7

     

    Postscriptum.

    Post abitum Excellentiae generalis Torstensonii 27 Iunii cum tota regia classe, quae 2400 tormentis, 500 caeteris maioribus omnibusque aliis necessariis bene munita erat, statim insulam Femerem a hora 8 matutina ad ultimum usque diei explosionibus tormentorum infestavit et tandem ad solis occasum occupavit,8 400 militibus noviter collectis captis et 200 caesis. Capti Christianprisiam missi sunt, ipsa insula vastata et 3000 militibus ad defensionem dispositis relicta. 30 Iunii rursus Torstensonius vela fecit toto cum apparatu ad Lalandiam vel Zelandiam,9 de quo relationes quotidie nunc expectamus; ad Zelandiam coniectura est, quia Christianprisi[ae] in parvis navibus et remigi[i]s 1000 equites et 2000 pedites parati tenentur. Rex Daniae 30 navibus mare ingressus est; generalis Wittenbergius circa Rensburgum10 moratur, ut Gluckstadiensium eruptiones

    587

    cohibeat. Gallas ante dies aliquot toto caesaris exercitu prope Werben grassabatur; eius milites spoliarunt Borcheim et alia loca alicuius momenti.11 Quantum ex relationibus cernere datur, non Pomeraniam neque Holsatiam cogitat, sed Bremensem archiepiscopum, quod etiam credere facile est, nam exercitum suum Stadio Gluckstadium ducere cupit. Haec iam iam mihi Hamburgo nuntiabantur.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 28 Iulii.

    Bovenaan het postscriptum staat in een onbekende hand: 18 Iulii 1644.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 25 en 26). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6953, beantw. d. no. 6983.
    2 - De Zweedse admiraal Klas Fleming had op 26 juni zijn oorlogsvloot aan de burgers van Kopenhagen getoond. Na een mislukte poging om het eiland Amager te veroveren, liet hij zijn schepen koers zetten naar de Fehmarnbelt (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 92-93).
    3 - Zodra hij in zijn hoofdkwartier te Haderslev het nieuws had vernomen dat de vloot in aantocht was, spoedde de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson zich naar de havenstad Christianspries (tegenw. Friedrichsort, aan de noordoever van de Kielerfjord) (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 427-435).
    4 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson hield rekening met de komst van het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas. Begin juli kwam hij in overleg met zijn commandanten tot het besluit dat de 8000 ruiters en de 2000 infan- teristen die hij in het hertogdom Holstein hield, opgedeeld moesten worden in drie onafhankelijke legereenheden. Eén leger bleef achter in Holstein en Jutland, terwijl de twee andere eenheden posities moesten kiezen in de omgeving van Bad Oldesloe en Ratzeburg (Doc. Boh. VII, p. 111 no. 305).
    5 - Aartsbisschop Frederik van Bremen, generaal van het Deense leger, liet de soldaten die tot voor kort de postroutes van Hamburg naar Osnabrück onveilig hadden gemaakt, terugkeren naar de Deense garnizoenssteden Glückstadt en Krempe. Hijzelf zag in Stade toe op de verdediging van zijn aartsbisdom tegen een invasie van het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck (Lorenz, Das Erzstift Bremen, p. 47-48, en Doc. Boh. VII, p. 117 no. 325).
    6 - Het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, was bij Tangermünde (in de brieftekst abusievelijk: ‘Langermunde’) de Elbe overgestoken. Over Havelberg zette het koers naar de Zweedse garnizoensstad Boizenburg (aankomst 19 juli) (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 401-402).
    7 - De jonge Zweedse graaf Magnus Gabriel De la Gardie had geen toestemming gekregen om op het schip van de Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse zijn thuisreis te maken; vgl. no. 6943.
    8 - Aangekomen in Christianspries (Friedrichsort) ontwikkelde veldmaarschalk Lennart Torstensson het plan om met steun van de Zweedse vloot het eiland Fehmarn te overvallen. De aanval werd op 29 juni/9 juli ingezet (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 433-435, en Gazette 1644, no. 92, dd. 6 augustus 1644).
    9 - De oversteek over de Fehmarnbelt naar het eiland Lolland kon geen doorgang vinden. Op 1/11 juli moest de Zweedse admiraal Klas Fleming in ‘de Colberger Heyde’ (de wateren in de Hohwachter Bucht) al zijn oorlogsbodems inzetten tegen de vloot van koning Christiaan IV van Denemarken. De slag eindigde onbeslist (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 93-94 en p. 308-310).
    10 - De Zweedse generaal-majoor Arved Wittenberg von Debern betrok deze post om te voorkomen dat de Deense garnizoenssoldaten van Glückstadt en Krempe in de omgeving van Rendsburg de weg vrijmaakten voor het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 401-402).
    11 - Werben, ten westen van Havelberg, en misschien de zuidelijker gelegen stad Burg (of misschien: Tucheim?).