eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    5600. 1642 februari 11. Van N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Dat uEd. tractaetjens ende andere schriften, namentlijck de leste,2 in Engelant seer aengenaem sijn, ben ick mede wel onderrecht, gelijck ick oock ben dat de Engelsche kercke jegenwoordych bij de gereformeerde kercken weynych aengenaem is. Ende nochtans die deselve met de roomsche soude willen vereenygen, soude dienen beyde aengenaem te sijn ende daromme, gelijck ick dat voornemen in sijnselven loffelijck houde, soo kan ick nu als voor desen niet anders oordeelen - uEd. vergeve mij dat ick spreecke als ick gevoele - als dat die haer daermede mengen, eerder hare reputatie sullen verliesen als de gemeene kerken dienst doen. Ende dat is het eenyge dat mij in dese saecke becommert, siende hoe diep uEd. sijnselven heeft geëngageert met soo weynych hope van vrucht te doen. Ondertusschen ben ick wel verseeckert dat uEd. niet als met seer goede ende loffelijcke intentiën procedeert, maer waer sijn de menschen die deselve in dese bedorven eeuwe in consideratie nemen? Wat degene die uEd. best kennen ende meest estimeren immers behooren oordeelen, hore ick dagelijckx ende die spreecken niet off uEd. de pausgesinde wilde accommoderen, maer gelijck off uEd. die patrocineerde, waeruyt uEd. van de reste oordeelen kan. Riveth is vast besych om te schrijven tegens de Annotationes ad Cassandrum.3 In sijn discoursen taxeert hij als een groot erreur hetgene uEd. in sijn Appendix aenroert van dat den conynck soude hebben verboden den

    87

    paus den Antichrist te noemen,4 seggende selffs op het synode van Gap5 is geweest6 ende alleen is geseyt in confessiën ende schriften niet uyt te geven, latende de predicatiën vrij.

    De courage bij den conynck van Engelant tegens Pym ende andere getoont7 schijnt niet geweest te sijn gefundeert om eenych solide fondament. Want wij hebben nu hier dat den conynck hem gelijck stelt ter discretie van het parlement, ende uyt den brieff van de Schotten8 siet men uyt dat rijck voor sijne Majesteyt niet is te wachten. Den conynck toont de intercessie van desen staet aengenaem sal sijn. Sijne Hoocheyt hadde wel gewilt die waer geschiet door den heer Joachimi met bijvougynge van den heer van Heenvliet.9 Dan dat heeft Hollant niet behaecht. In de Generaliteyt heeft men het gesocht te modereren ende Joachimi aengeschreven, soo hij het goet vint, yemant te mogen assumeeren. Maer particuliere brieven van Hollant maecken bekent sulckx niet aengenaem te sijn. Soo opereren altemet particuliere insichten teyckenen van publyck vigeur, die in saecken van meerder importantie ende gevolch nergens is te vinden.

    Uyt de Ceulsche quartieren hebben wij dat Kempen noch is belegert10 ende dat die van binnen naer Ceulen hadden geschickt om secours, waeruyt men oordeelt het niet tegens sal houden. Den soon van den ambassadeur van Portegael,11 hier gelaten, seyt de Portugesen 50 dorpen in Castiliën hebben verbrant. Is dat waer, soo moet den intocht groot sijn geweest; ende naer de leste advisen hebben wij, de ruyters uyt dese landen vertrocken noch waeren ongemonteert ende niet conden reyden als op esels.

    Bij de vergaderynge van Hollant sijn eenyge gedeputeert12 tot het formeren van de instruc-

    88

    tie dergener die naer Munster ende Osenbrug sullen worden gesonden, van welcke vergaderynge men hier veel goets hoopt.

    Tegens den heer Viquevoort13 hadde den ambassadeur van Vranckrijck geseyt dat in uEd. plaetse als resident soude commen een neeff van den heer cancelier, getrout met de dochter van de heer La Gardie,14 waervan spreeckende met den heer Brasset15 om mij nader te informeren vanwaer seeckerheyt daervan was gecommen, heeft mij geseyt die tijdynge uyt Vranckerijck was gecommen op een rapport van hetgene in conformité van dien uEd. aengeschreven was; soodat ick mij, dewijle ick niet dienaengaende hebbe vernomen, deshalven gerust houde.

    Tusschen Vranckrijck ende desen staet schijnt men op het subsidie ende beleyt van wapenen voor het aenstaende jaer noch niet eens en is, willende Vranckrijck meer bedyngen als voor meerder somme aen soude willen nemen.

    Desen 11 Februari 1642.

    Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende croone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 19 Feb.

    En in dorso (twee maal): 11 Febr. 1642 N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, K 77k. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge (ed.), Br. Nic. v. Reigersb., p. 698 no. 274. Antw. op nos. 5583 en 5584, beantw. d. nos. 5613 en 5614.
    2 - De Annotata ad Consultationem Cassandri (BG no. 1165).
    3 - André Rivet publiceerde in april 1642 zijn Hugonis Grotii in Consultationem G. Cassandri Annotata. Cum necessariis animadversionibus Andreae Riveti ..., Leiden (Elzevier) 1642 (BG no. 1172).
    4 - Grotius' Appendix de Antichristo (BG nos. 1128-1129). De bewuste passage is aan het begin van de Appendix te lezen: ‘Hoc autem aequius est me aliquid condonare insanientibus, quod ista maledictorum licentia regem Christianissimum Galliae vel maxime petit; qui cum prudentissimorum virorum usus consilio interdixerit ne quis Papam Antichristum vocet ... ’. (ed. Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 475 r. 28 A).
    5 - De nationale synode van Gap (1603) had op aandringen van Jérémie Ferrier verordend dat de identificatie van de Antichrist met de paus werd opgenomen in de Franse geloofsbelijdenis; op verzoek van Hendrik IV werd de verordening niet uitgevoerd (zie over het voorstel van Ferrier, DBF XIII, kol. 1123-1126).
    6 - André Rivet was ten tijde van de synode predikant te Thouars. Zijn naam komt overigens niet voor in het overzicht van de gedeputeerden (Actes ecclesiastiques et civils de tous les synodes nationaux I, p. 255-295: Dix-septième synode ..., tenu à Gap, depuis le 1 jusqu'au 23 d'octobre l'an MDCIII).
    7 - Op 4/14 januari was koning Karel I het Lagerhuis binnengedrongen om John Pym en vijf andere van hoogverraad beschuldigde parlementsleden te arresteren. 's Konings teleurstelling was groot toen bleek dat de ‘vogels gevlogen waren’.
    8 - In hun lastbrief, dd. 3/13 december 1641, waren de Schotse ‘commissioners’ in Londen geïnstrueerd zowel met de koning als met het Engelse Parlement goede contacten te onderhouden (The Register of the Privy Council of Scotland, 2nd series VII, p. 163-164, p. 186, p. 198). Hun ‘advies’ aan de koning van 17/27 januari 1642 werd in de Gazette 1642 , no. 29, ‘extraordinaire’, dd. 5 maart 1642, gepubliceerd: ‘Requeste presentée au Roy de la Grand’ Bretagne, par les Escossois, le 27 janvier dernier, en faveur du Parlement d'Angleterre’.
    9 - Albert Joachimi, de ordinaris Staats ambassadeur in Engeland, was door de Staten-Generaal aangewezen te bemiddelen in het conflict tussen koning en Parlement. Op verzoek van Frederik Hendrik bleef echter de mogelijkheid open dat diens gunsteling Johannes Polyander van Kerckhoven, heer van Heenvliet, de ambassadeur daarbij zou steunen (Archives d'Orange-Nassau, 2me série IV, p. 9-12).
    10 - De belegering van de stad Kempen was op 30 januari begonnen. Vier dagen later capituleerde de stad.
    11 - Antão, zoon van de op 2 september 1641 vertrokken Portugese ambassadeur Tristão de Mendonça Furtado († 7 januari 1642) (Schutte, Repertorium II, p. 616-617; Aitzema (fo) II, p. 832).
    12 - Er werden elf personen gecommitteerd, waaronder de raadpensionaris. Zie voor hun namen, Res. SH, dd. 5 februari 1642.
    13 - Joachim de Wicquefort, de Hessische resident in de Republiek, met wie Grotius in wekelijks briefcontact stond.
    14 - Het is niet duidelijk wie de gegadigde zou kunnen zijn. De enige die in aanmerking lijkt te komen, is Gustav Gabrielsson Oxenstierna (1613-1648), een oomzegger van de rijkskanselier, die echter pas in 1643 Maria Sophia, dochter van de rijksmaarschalk Jacob Pontusson De la Gardie huwde (vgl. SBL X, p. 687-696; Europäische Stammtafeln, neue folge VIII, Tafel 153 en 155).
    15 - Henri Brasset (ook bekend als Jean Brasset), in de jaren 1627-1645 Frans ambassade-secretaris, later, tot 1654, resident in Den Haag. Tussen 1641 en 1643 verving hij regelmatig de ordinaris ambassadeur Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery (Schutte, Repertorium II, p. 6-12).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]