eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    438

    5890. 1642 september 22. Van G. van Vreelandt.1

    Mijnheere,

    Op 't vertrouwen dat mijn brieff van den 4 Augustis2 uEd. wel zij ter hand gecomen, hebbe ick met verlangen een letter-antwoort verwacht. Ende hoewel de bijgebrachte redenen niet bondich mochten sijn, nochte uEd. onderrichting(h) vereyschten, soo hope ick nochtans dat uEd. sal bespeurt hebben dat mij een wijsen raed nodich is. Ick lijde dagelijcks van alle kanten veel aenstoot. Seecker geleert man, een van uwer Ed. grootgunstige, heeft onlanghs onversocht ende sonder ergens van te weten mij uwer Ed. brieff aen Jacob Laurens3 te bedencken gegeven, dat ick met opmerckingh aenhoorde, maer niet als een recht ende volcomen middel tot mijne gerustheyd. Indien uEd. geliefde voor mij ende andere een Consilium de studio religionis instituendo uyt te geven, dat waer mijns herten wensch om 'tselve als eenen heylsaemen raed in 't werck te stellen. Ick vinde hier niemand off sij sijn formele partijen van d'een off d'andere, ende meest sonder bescheydenheyd om te betonen dat sij het met dese ofte die gesindheyd niet en houden. Derhalven bidde uEd. om een toeverlatich onderwijs ende uEd. bevelende in Godes bewaeringe sal ick blijven,

    u. Exc. ootmoedige diener ende verplichte leerlingh,
    Geraerd van Vreelandt.

    In Amsterdam, den 22 Septembris 1642.

    Adres: Mijnheer/mijnheere Hugo de Groot, etc., in Parijs.

    In dorso schreef Grotius: 26 [sic ] Sept. 1642 Vrelant.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 22, 11. Eigenh. oorspr. Beantw. in no. 5961. Op 15 augustus schreef Grotius aan zijn broer dat een zekere ‘Gerardus Vrelandius’ hem advies had gevraagd inzake diens voorgenomen doop. Voordat hij op die kwestie wilde ingaan wenste hij iets meer te horen over de onbekende briefschrijver; vgl. no. 5838. Tien dagen later ontving hij van Willem de Groot een weinig geruststellend antwoord; vgl. no. 5854. Over de identiteit van de briefschrijver wordt met geen woord gerept. In de klappers op de Amsterdamse doop, trouw- en begraafboeken verschijnt een ‘Gerriet Gerrietsz. van Vrelant’ (begraven op 24 juli 1661). Zijn woonadres ‘op het Kuiperspat’ doet echter een nederige afkomst van de man vermoeden (Amsterdam, GA., 16225 DTB 1226 (Heiligew. en Leidsche kerkhof), fol. 91r). Dit gegeven roept de vraag op of achter de naam ‘Geraerd van Vreelandt’ zich niet een geletterd man schuilhield die Grotius wel eens wilde toetsen op zijn ‘paapse’ neigingen. Voor het slagen van zo'n anonieme onderneming was het van belang dat de briefschrijver vooraf contact zocht met de bode die de brieven van en naar Parijs inzamelde; vgl. de regeling die Santra Salebrosus (Constantijn Huygens) op 15 juni 1642 met de bode ‘Corneille Trurnit’ getroffen had, no. 5761.
    2 - De brief is niet teruggevonden.
    3 - Grotius' open brief aan de Amsterdamse predikant Jacob Laurentius; vgl. no. 5720.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]