635
Mijnheer,
De ambassadeurs die nae Engelant [gaen],2 zullen dienen te letten dat zij den cours van den grave van Harcourt3 niet tegen en loopen, waerdoor zij oock hier danck zouden behaelen. 't Waer goed dat middel conde gevonden werden de Ridderschap niet alleen in 't stuck van den eedt,4 maer oock in andere zaecken met de steden wel te vougen tot voorstant zoo van de deputatie als van de conservatie van Hollant ende van de zeevaert. 't Is mij lief dat den Hoogen Raed eer behaelt heeft ende getoont geen vuil proffijt te zoecken.5 De Schotten zullen vóór Maert niet wel gereed connen zijn.6 Daerentuschen hoopen wij de paix zal zijn gemiddelt. Men doet mij hier geloven dat de religie herstelt zal werden als ten tijde van de coninginne Elisabet.
Ick dancke uE. over de zorge voor onze tweede.7 Ick wilde hij advocaet conde werden van eenige princen, steden ende compagniën. Dat is het eerlijckste proffijt. Monsieur Cromom heb ick noch niet gezien. Ick zal aen hem toonen dat ick mijnheer zijn vader hoogh estimere.8
Monsieur de Saumaise9 is bij mij geweest ten eeten met zijne huisvrouw. Zijn ons bijwijlen wesen bezoucken, ende mijn huisvrouw haer; ick niet, omdat zij niet wel en zijn gelogeert. Maer heb met mijnheer de prins gesproocken om hem hier te houden. Wat de uitcomst zal zijn, wete ick niet.
27 [sic] Octobris 1643.
In dorso staat in een onbekende hand: Den 27 Oct. 1643.