eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6477. 1643 oktober 12. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Galliae mobilitas an hoc tempore pedem fixura sit, tempus docebit. Certe de captivitate Bellifortii2 multi secius quam antehac sentire incipiunt, ex quo nulla certa delicti documenta produntur.

    Schediasmata tua,3 quoniam nemo hic est qui respondendi curam suscipere aut possit aut velit, iterum ad te remitto, ibi ut spero usui futura. Iuramentum quod ab Foederatis exigitur quatenus religionem concernit explicationis egere,4 nemo hic ausit dicere, nec id urget Matenesius, sed praecipue aquam sibi haerere testatur in eo quod de iure et auctoritate patriae nostrae adiicitur.5 Neque enim id se satis intelligere et forsan ab aliis aliovorsum quam ipse sentiat trahi dictitat, ideoque scire se velle in quo ius et potestas patriae,

    616

    quae imminui non debeant, consistat. Quod de Nobilitate nostra scribis6 sane a vero non est alienum. In causa Rougemontii legam quae adduxisti loca.7 Exemplum diplomatis equitum Sancti Michaelis iam misi.8

    Davausii et Serviani adventum expectabimus.9 Nostri legati nondum se promovent.10 Nunc etiam in Britanniam destinatur Borelius cum aliis legatis, nescio an tempore satis commodo.11

    Hogerbetius hactenus rusticatus est, neque quicquam in sua causa promovit aut promoveri curavit.12 Puto eum sub hiemem ad nos venturum, neque alius quisquam ex affinibus est qui manum operi admovere velit. De tuis chartis13 agam cum Reygersbergio, ut me adiuvet in negotio, quod bonum et qualem optamus exitum habere non potest.

    Ordines Hollandiae nunc in ferenda lege Cincia14 de muneribus occupati sunt, circa senatores praecipue.15 Nosti vetus dictum: corrupta republica plurimae leges.16

    Plura iam non habeo, quare desinam cum voto ut Deus te, tuos, tuaque consilia reipublicae christianae commodo sospitet et secundet. Vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XII Octobris 1643.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. 22 st. D'Holl.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 21 Oct.

    En in dorso: 12 Oct. 1643 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 377. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6455, beantw. d. no. 6491.
    2 - François de Vendôme, hertog van Beaufort, werd op verdenking van het beramen van een aanslag op het leven van kardinaal Jules Mazarin in de kerkers van Vincennes vastgehouden.
    3 - Het ‘dossier Rivet’ bevatte materiaal dat gebruikt kon worden voor een geschrift tegen Rivets Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum (BG no. 298 en BsG no. 319).
    4 - In de eed die de Hollandse gedeputeerden ter generaliteit op 5 augustus hadden afgelegd, was een passage opgenomen over het ‘helpen maintineren ende voorstaen’ van de ware gereformeerde religie.
    5 - Omdat hij zijn bedenkingen tegen de eed weigerde op te geven, sloot Johan van Mathenes, lid van de Hollandse ridderschap en gedeputeerde ter generaliteit, zichzelf uit van de vergaderingen van de Staten-Generaal (Res. SH, 23-24 september 1643).
    6 - De plaats waar Grotius iets opmerkt over de Hollandse ridderschap is niet teruggevonden.
    7 - In de zaak van de Maastrichtenaar Paul de Rougemont had Grotius zijn broer gewezen op enkele bewijsplaatsen bij Juan de Mariana en de Duitse jurist Andreas Gaill; zie no. 6455.
    8 - De oorkonde behorende bij de verheffing van een Nederlander tot ridder van de Franse orde van Saint-Michel.
    9 - In Den Haag werd uitgekeken naar een waardig onderkomen voor de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien, graaf van La Roche-des-Aubiers (Res. SH, dd. 2 oktober 1643).
    10 - Een besluit over de samenstelling van de Staatse delegatie ter vredesconferentie was nog niet gevallen (Aitzema, Verhael van de Nederlantsche Vreede-Handeling I, p. 452-453).
    11 - De ambassade, bestaande uit de ordinaris ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel (1591-1668) en Johan van Reede van Renswoude (1593-1682), vertrok pas op 18 januari 1644 (Schutte, Repertorium I, p. 14-15 en p. 92). In de instructie die op 13 oktober 1643 werd vastgelegd, kregen de leden van de missie een aantal regels voorgeschreven waarnaar zij zich hadden te richten bij hun eerste presentatie in Londen (Aitzema (fo) II, p. 983-987).
    12 - Adriaen Hogerbeets (no. 5972 (dl. XIII)) had namens de familie de Leidse stadsbestuurders doen dagvaarden om langs deze weg postuum eerherstel van zijn vader Rombout Hogerbeets te verzoeken.
    13 - Het onderzoek naar de verblijfplaats van de papieren die bij resolutie van de Gecommitteerde Raden dd. 31 oktober 1619 uit Grotius' Rotterdamse huis waren gelicht.
    14 - De lex Cincia de donis atque muneribus verbood pleitbezorgers geld of giften te aanvaarden; vgl. Tacitus' Annales 11, 5, en 13, 42-43.
    15 - Op 3 oktober brachten de Staten van Holland een advies uit op de ‘ordre van een goede en opregte justitie’ (Res. SH, dd. 3, 6, 10 en 14 oktober 1643).
    16 - Tacitus, Annales 3, 27.