eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    170

    6728. 1644 februari 23. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    Voor 14 dagen hebbe u. Exc.tie toegesonden copye van den brief die den coning van Dennemarcken aen desen staat2 geschreven heeft nopende de inquartiringe van den generael Torstenson in sijn landt ende voor acht dagen een tsamenspraacke tussen een Sweed ende Deen,3 - ick en weete den auteur daervan niet - waerinne den voorschreven Dennemarcksen brief vrij schimpelijck doorgetrocken werd. Ick hebbe verleden weecke door Louis de Geer, die wt Sweden is hier gecomen, creditiven van haere conincklijcke Mayesteit aen de heeren Staten-General ende den prince van Orange becomen,4 ende daerbij instructie en ordre omme met Haere Hoog Mogenden over de Deensche saacke te communiceren,5 ende soo mogelijck deselve tot conjunctie der wapenen, ofte ten minsten tot secours voor haere conincklijcke Mayesteit vi foederis te bewegen, daermede ick nu in 't werck ben. God geve dat de gemoederen ten besten van de goede saacke mogen connen gedisponeert werden, 'twelck ick met alle bedenckelijcke middelen sal pousseren.

    Anders word alhier van den geallieerden selfs tot ondienst van haere conincklijcke Mayesteit voorgegeven, als soude deselve de Duitsche saacke verlaeten hebben, gelijck dan noch deser dagen de landgraeflijcke Hessische ministri alhier sulcx opentlijck geproponeert6 ende wt dat fundament hebben begeert dat de heeren Staten-Generael de subsidiën, die sij aen ons tot noch toe hebben plegen te geven, nu aen de vrouwe landgravinne, als dewelcke den ganschen last des oorlogs te verwachten heeft, souden laeten toecomen.7 Hoedanig arguments de Fransche plenipotentiarii, soo wanneer het hun te

    171

    passe comt, sich mede gebruicken. Sij laeten sich hier verluiden van Paris ordre ontfangen te hebben sich in de Dennemarckse saacke te interponeren.8 Bij de heeren Staten-Generael hebben sij om vrije wervingen hier te lande voor Vranckrijck aengehouden, 'twelck hun op de frontiren is bewilligt geworden, ende soude de monsterplaetse onder 't canon van Mastricht sijn.9 Van haer vertreck vanhier nae Munster en toonen sich noch gans geene indicia.

    Van Hamburg hebben wij dat den generael Torstenson sijn hooftquartier noch te Hadersleven heeft, dat sijn Exc.tie veel wagenleeren te samen laet brengen, oock veel cleine schepen met deelen te samen slaen, tot wat einde is noch onbekent.10 De tijdinge die voor 4 dagen hier geloopen heeft dat sij iets op Fuenen souden geattenteert, het ijs ingebroocken ende schade geleden hebben is maer een bloot wtstroeysel geweest: alle de Sweedsche volckeren liggen in haer quartier stille. Van Ragotski crijgspreparatiën word van alle quartiren sooveel geschreven dat het apparent is dat hij in 't voorjaer sal te velde comen.11

    Waermede verblijve, mijnheere,

    u. Exc.tie dienstwilligste.

    Den 23 Februari 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: [Rec.] 2 Martii 1644.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 136. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - De ‘Copien van twee messiven van sijn Majesteyt van Dennemarcken, d'eene aen de ... Staten Generael der Vereenigde Nederlanden, ende d'ander aen sijn resident Martino Tancken’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5071); zie nos. 6699, 6711 en 6719.
    3 - ‘Voor-Looper van het Sweedsche Manifest; Vertoont door een t'samensprekingh tusschen een Sweed ende een Deen’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5074).
    4 - De Zweedse koninklijke commissaris Louis de Geer bezocht eerst Amsterdam (no. 6725, en ‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 243-245). Tijdens een oponthoud in Hamburg en Bremen had hij de resident reeds per koerier voorzien van de ‘communicatoriae’ van koningin Christina van Zweden aan de Staten-Generaal en aan de prins van Oranje, dd. 20/30 december 1643 (Stockholm, RA, Riksregistratur, 1643II, Tyskt och Latinskt, f. 406r-409r en f. 415r-418r). De tekst van de ‘communicatoriae ad Ordines Generales Foederati Belgii super motibus Danicis’ is opgenomen in Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 86-88.
    5 - Op 9 februari had Petter Spiring Silvercrona zijn ongenoegen uitgesproken over het voornemen van de Staten-Generaal om de kronen van Zweden en Denemarken hun bemiddeling aan te bieden (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 182-183). Zijn protest leidde hij in met de opmerking dat ‘sulks in Sweeden vremt sal werden opgenoomen, dewijle men aldaar volgens het jongst gemaakt tractaat [het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640] geene intercessie van weegen deesen Staat, maar hulp in deese constitutie van saaken is verwagtende’ (Res. SH, dd. 9 februari 1644). Het bemiddelingsaanbod aan koningin Christina trokken de Staten niet in, maar zij stelden de Zweedse resident wel een nadere bestudering van de stukken in het vooruitzicht. Inmiddels voorzien van nieuwe instructies begon Petter Spiring Silvercrona op 13 februari aan een nieuwe reeks besprekingen met vertegenwoordigers van de Staten-Generaal (Res. SH, dd. 13 februari 1644, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 45-46).
    6 - De Hessische bevelhebber Caspar, graaf van Eberstein, had in Den Haag zijn krijgsplannen voor de komende zomer voorgelegd aan de Staten-Generaal en de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien.
    7 - Het voorstel om gelden vrij te maken uit de Staats-Zweedse subsidiekas kwam ongetwijfeld van Joachim de Wicquefort, resident van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel te Den Haag, en de Hessisch-Kasselse raad Adolf Wilhelm von Krosigk (Lettres Mazarin I, p. XCVII, p. 572-575 en p. 616). Zoals te verwachten viel, wezen de ‘neutrale’ Staten-Generaal iedere betrokkenheid bij de strijd van de Hessen tegen de keizer van de hand (L. van Tongerloo, in Hess. Jahrbuch für Landesgeschichte 14(1964), p. 241-244).
    8 - Kardinaal Jules Mazarin ging op 26 februari over tot de benoeming van een bemiddelaar in het Zweeds-Deens conflict. De keuze viel op Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek (Lettres Mazarin I, p. XCVIII en p. 597-601).
    9 - Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marchin), belastte zich met de Franse troepenwervingen in het land van Luik (J. Daris, Histoire du diocèse et de la principauté de Liége I, p. 227-232, en Lettres Mazarin I, p. 530, p. 567-568 en p. 677).
    10 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson had de oversteek over de toegevroren wateren van de Kleine Belt moeten afgelasten. Teruggekeerd in zijn kwartier te Haderslev werkte hij een nieuw plan uit voor een landing op het eiland Funen.
    11 - De Zevenburgse vorst György I Rákóczi was al tegen de keizer ten strijde getrokken. Een maand later vielen zijn manschappen zegevierend de stad Kośice (Kaschau) binnen (Doc. Boh. VII, p. 69-71, nos. 158-160 en no. 167, en p. 81, nos. 193-194).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]