eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    376

    6846. 1644 mei 2. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    De coniginne van Polen is den 23 Martio deser werelt overleden, naedat se van eene jonge princesse verlost is geweest,2 dewelke weinig tijts daernae mede gestorven is, 'twelck aen dat hof droefhijt ende aen de Oostenrijkse ministers alteracie veroorsaackt.3 De stadt Dansick heeft door opentlijcke mandaten alle wervingen doen verbieden.4

    Wt Dennemarken hebben wij dat de Engelsche ambassadeurs den 11 passato vandaer sijn vertrocken met tamelijck contentement.5 Den coning van Dennemarken heeft op hunlieden begeert dat het parlement aen hem soude satisfactie doen van de wapenen en ammonitie van oorloge, bij sijne Mayesteyt van Dennemarken tot assistentie gesonden aen den coning van Groot-Bretaigne ende van des parlements oorlogschepen genomen en tot Londen opgebracht, dat sijne Mayesteyt daernae wilde coomen in liquidatie met de gecommitteerden van 'tselve parlement, dat den tolle van de Engelsche goederen soude werden geëxigeert in de Sond en op de Elve als in den jaare 1637.

    U. Exc.tie hebbe voordesen toegesonden copye van eene missive die de Deensche rijcksraeden aen de regeringe van Sweden6 geschreven hadden noopende eene conferentie van wederseits geconfereerden op de grensen. Waerop de conincklijcke regeringe van Sweden, gelijck wt Coppenhagen gemelt werd, soude gerescribeert hebben7 daertoe wel tevrede te sijn, mits dat de Deensche rijcxraeden sich eerst verclaaren of sij willen tracteren op der Sweedsche regeringe postulata, namentlijck dat de Sweedsche schepen en goederen door de Sond sullen mogen passeren onvertolt en onbesocht, dat oock de Sweedsche certificatiën voortaen niet gedisputeert sullen mogen werden en diergelijcke meer, raakende de vaert ende commerciën op Sweden. Daerop de Deensche rijcksraeden wederom hebben geantwoort tevrede te sijn te tracteren over dat stuck nae inhout van de aude pacten en tractaten, welck schrijven met een expressen nae Sweden soude gesonden ende daer nu antwoorde op verwacht werden.

    Ondertussen soude veltmarschalck Horn Landscroone in Schonen belegert hebben

    377

    met apparentie haest te sullen moeten overgaen,8 hoewel het bij de Deensche dapper gedefendeert werd. Den coning van Dennemarken is den 13e passato met 13 oorlogschepen, daerop ontrent 1200 soldaten sijn, met veele timmerluiden, hout en andere materialen t'zeil gegaen wt de Sond, men meent dat het op Gottenburg9 aengesien is om de haven van die plaetse te sluiten met blockhuisen en schansen, gelijck hij dan eenige schepen en schuiten met steen gelaeden en in het ruim gemetselt tot dien einde mede soude genomen hebben om in het incomen van deselve haven te doen sincken. Het effect leert den tijt. God geve dat de Sweedsche schepen mede haest in zee mogen coomen, waervan sij tot noch toe door den vorst ende ijsch sijn belet geworden.10 General Torstensoon ligt nogh stille tot Hadersleven;11 in sijne armee is noch alles goeden coop, ende gelijck sijn Exc.tie selfs herrewaerts bericht, en heeft op de eilanden noch niets getenteert, ende oock tot noch toe niet in 't sin gehad eenig boot tot dien einde in 't water te setten, te verswijgen dat hij soude gerepousseert sijn geworden, gelijck men voordesen valschelijck en verscheidelijck heeft wtgestroeit gehad. De stad Hamburg12 heeft haere borgers en inwoonders aenbevoolen met proviant, cruit en loot op jaar en dagh versien te wesen. De stad Lubecq laet te paerd en te voet werven, desgelijken doet den aertsbisschop van Bremen.13 Generael-major Coningsmarck bevind sich noch ontrent Leipsich, sijne regimenten liggen aen de Saalstroom verdeelt14 tot soolange men siet wat des vijants intentie is, ende of hij Pegau sal willen seconderen.

    Wt Osnabrugge hebben wij dat monsieur de La Tullerie te Munster gearriveert was ome vandaer te gaen tot interpositie nae Sweden en Dennemarken.15 Dat de keyserlijcke

    378

    en Spaensche ambassadeurs te Munster door de mediateurs16 bij den Françoysen sterck lieten aenhouden om wtwisselinge van de volmachten ende een sonderlinge ijver toonden om tot de tractaten te treden. Dat monsieur le baron de Rorté bij de conincklijcke Sweedsche ambassade hadde voorslagh gedaen of deselve niet believen en mochte dat door imant van de Venetianen17 wegen soodanige wtwisselinge tussen de Sweedsche en keyserlijke oock genegotieert ende het vredenswerck also gelijkelijck aengevangen werde. Maer also de conincklijcke Sweedsche ambassade hierover niet geïnstrueert, nochte tsedert de Deensche rupture ende daerdoor opgehovene mediatie18 geene bescheide hadde ontfangen wat voor een mediateur haere conincklijcke Mayesteyt gesint was te admitteren, als heeft deselve ambassade daerinne niet connen consenteren, doch was bedacht op een middel om het werck haeres sijts niet te remoreren, gelijck deselve dan albereits bij de keyserlijke afgesanten hadde laeten vernemen of sij met suffisante volmacht versien waaren, die daerop geantwoort hadden dat sij die noch niet en hadden, doch dat sij dieswegen nae Weenen hadden geschreven19 ende deselve eerstdaegs waaren verwachtende.

    Sijn Hoocheit den prince van Orange is verleden weecke wederom alhier gecomen.20 Met den velttocht is het buiten de ordinaris jaerlijkse preparatiën gans still,21 ende hoe langer hoe weiniger apparentie dat iet hooftsaakelijks sal voorgenomen werden. Onse hier te lande wtgeruste vloote hoope dat nu onder zeyl sal sijn.22 Desen staat continueert noch in haere equipperinge, maer gaet in alles langsaem voort. Oock en hebbe ick noch geene resolutie op mijne propositiën.23 Tot Amsterdam sijn tot de Dennemarkse mediatie-ambassade voorgeslaegen borgermeester Bicker en Schaap, dese om nae Den-

    379

    nemarken ende jeene om nae Sweden te gaen.24 Of het daerbij verblijven, ende hoe haest die ambassade haeren voortgang sal hebben, can noch niet geweeten werden.

    Waermede verblijve, mijnheere,

    u. Exc.tie dienstwilligste.

    2 Maii 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 11 Maii.

    En in dorso: 2 Maii 1644 Spierinck.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 146. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - De Poolse koningin Cecilia Renata van Oostenrijk (1611-† 24 maart 1644) overleed na een miskraam (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 168-171).
    3 - Koning Wladislas IV verliet zijn hof te Vilnius op 29 maart. Toen hij op 20 april in Warschau verscheen om de begrafenisplechtigheden van de koningin voor te bereiden, mocht hij vernemen dat de keizer de Hongaar István Csaky naar Polen had gestuurd om steun te verwerven voor een gemeenschappelijk optreden tegen de Zevenburgse vorst György I Rákóczi (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 176).
    4 - Op 16/26 april 1644 kwam uit Danzig het bericht: ‘Belangend die dänische Werbungen dieser Oerter ist es damit jetzo sehr stille und saget man, dass die wenige Reuter, so sich von Lieut. Col. Cabre haben unterhalten lassen, meistentheils schon wieder ausgerissen sein’ (Urk. u. Act. I, p. 139-141).
    5 - De afgezanten van het Engelse Parlement die in 1643 de teruggave hadden geëist van een door de Denen in beslag genomen schip. Na een aanvankelijke weigering kwam koning Christiaan IV in een schrijven van 12/22 maart 1644 op zijn besluit terug; zie nos. 6729 en 6843, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 381-382.
    6 - Vgl. no. 6837. De bijlage ontbreekt bij de brief van de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona, dd. 25 april 1644 (no. 6835).
    7 - De Deense rijksraden hadden op 9/19 februari te Odense de tekst opgesteld van een schrijven aan de rijksraden in Stockholm. De boodschap werd op 2/12 maart door de Zweedse rijksraden beantwoord (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 172-175, en Londorpius, Acta publica V, p. 878-880). Van Deense zijde werd op 23 maart/2 april afwijzend op de Zweedse eisen gereageerd (Kong Christian den Fjerdes egenhændige breve V (1641-1644), p. 464). Dit schrijven werd de Zweedse rijksraden op 15/25 april ter hand gesteld (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 507-511).
    8 - De opmars van het leger van de Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn in de Deense gewesten Skåne (Schonen), Halland en Blekinge. Na de verovering van Helsingborg (27 februari) en Lund (29 februari/10 maart) waren zijn onderbevelhebbers Lars Kagge en Hans Wachtmeister naar de Deense garnizoensstad Landskrona getrokken (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 292-306).
    9 - Op 1/11 april verlieten 13 Deense oorlogsschepen de haven van Helsingør. Koning Christiaan IV had zich ingescheept op de ‘Trefoldighed’. Vier dagen later ging de vloot voor anker bij de schans van Älvsborg (ten zuiden van Göteborg) (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 88).
    10 - Boeren waren opgeroepen om de Zweedse oorlogsvloot bij Dalarö uit het ijs te hakken; vgl. no. 6800.
    11 - De oversteek over de Kleine Belt naar de eilanden Funen en Seeland was alleen te verwezenlijken met steun van een oorlogsvloot. In de maanden maart en april schreef opperbevelhebber Lennart Torstensson regelmatig brieven naar de Republiek om zich op de hoogte te stellen van de wervingen van Louis de Geer; vgl. nos. 6800 en 6818.
    12 - De ‘neutrale’ Hanzesteden kwamen door de Deense en Zweedse wervingen onder steeds grotere druk te staan. In januari had de keizer de steden reeds gemaand om de vijanden van het Rijk (de Zweden) geen diensten te bewijzen (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 277, en Doc. Boh. VII, p. 76 no. 184 en p. 82 no. 197). Het vermaan moest op 3 mei 1644 herhaald worden (Doc. Boh. VII, p. 91 no. 229 en p. 117 no. 326).
    13 - De Deense prins Frederik, aartsbisschop van Bremen, had zich door zijn vader laten benoemen tot generaal. Tot ontsteltenis van de Staten van zijn aartsbisdom trok hij in de garnizoensstad Glückstadt de wapenrok aan (Lorenz, Das Erzstift Bremen, p. 47-48).
    14 - Het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, dreigde van Halle op te rukken naar de Elbe (Doc. Boh. VII, p. 88 no. 215 en p. 89 nos. 219-220).
    15 - Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek, had op 9 april een aanvang gemaakt met zijn vredesmissie naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina van Zweden. Op 18 april arriveerde hij in Munster. In de avond van de 4de mei maakte hij zijn entree in Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 391, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 212).
    16 - De plechtige uitwisseling van de volmachten van de keizerlijke, Franse en Spaanse gevolmachtigden werd op zondag 10 april ingeleid met een gebedsdienst in de Dom van Munster. Diezelfde week maakten de nuntius Fabio Chigi en de Venetiaanse ambassadeur Alvise Contarini ieder afzonderlijk een rondgang langs de diverse delegaties (Acta pacis Westphalicae; Diarium Chigi I, p. 211-212, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 71-73).
    17 - Claude de Salles, baron van Rorté, Frans resident te Osnabrück, roerde het onderwerp van de Venetiaanse bemiddeling op 20 en 21 april aan in een gesprek met de Zweedse delegatiesecretaris Mattias Mylonius (Biörenklou) (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 206-207, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 107-112).
    18 - In Osnabrück zou de Deense delegatie de rol van ‘onpartijdige derde’ op zich nemen. Kort na het uitbreken van de Zweeds-Deense oorlog overwogen de Zweden de vredesonderhandelingen zonder de aanwezigheid van een bemiddelaar te laten plaatsvinden (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 132-134). Eindelijk, op 11/21 mei, ontvingen de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius uit Stockholm enkele richtlijnen om over het Venetiaanse bemiddelingsaanbod in onderhandeling te treden (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 208-211).
    19 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane hadden verklaard dat hun instructies van 15 juli 1643 niet voorzagen in het aanvaarden van een andere vredesbemiddelaar dan de koning van Denemarken (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 407-413, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 361-362).
    20 - De terugkeer van Frederik Hendrik van de landdag van de kwartieren van Gelderland te Zutphen.
    21 - Op 19 mei zou de prins zich naar de schans Te Voorn begeven (Correspondance d'Estrades I, p. 176-177). Begin juni zette het Staatse leger koers naar het legerkamp te Assenede.
    22 - Eind april verliet de hulpvloot van de Zweedse koninklijke commissaris Louis de Geer het Vlie. De Staatse convooivloot naar de Sont zou pas twee maanden later vertrekken.
    23 - De protesten die de Zweedse resident had ingediend tegen de wervingen door Gabriel Marselis en andere kooplieden in dienst van koning Christiaan IV (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 50-54 en p. 294).
    24 - Vgl. no. 6793. Twee Amsterdammers werden voorgesteld voor de Staatse gezantschappen naar het noorden: oud-burgemeester dr. Andries Bicker (voor de vredesmissie naar Zweden) en burgemeester dr. Gerard Schaep (voor de missie naar Denemarken) (Elias, De Vroedschap van Amsterdam I, p. 346-348 en p. 355-356).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]