eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6793. 1644 april 2. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Ick zoude garen weten hoe die van Hollant verstaen den oude voet in 't stuck van den tol in den Sond,2 dat is tot wat tijd zij haere vrijheit willen refereren.3 Ende off d'ambassadeurs zonder naerder ordre macht zullen hebben om de oorlochschepen te gebruicken nae den oorboir.4 Mijn opinie is dat Neef zal doen voor den coninck van Dene-

    283

    marcken alle 'tgunt met eenige glimp zal connen geschieden.5 De Sweden zullen haer resolutiën nemen nae de successen, die tot noch toe niet quaed [en zijn], hoewel trager dan sommige hadden gemeent.6 Onder de ambassadeurs gisse ick dat iemant zal zijn van Amsterdam.7 De propositie van de heer Gunter heb ick gezien.8 Die en zal de Sweedsche humeuren niet verzachten. De reden die meest voor de Sweden is te vrese[n] is de nijd over haere voorspoet, die verder zich toont dan men zoude geloven. Ick heb gezien het Deensche manifest. Het Swedische wacht totdat men middel zal weten om de pacquetten zeeckerlijck te bestellen, alsoo twee diverse maelen de pacquetten in handen van de Denen zijn gevallen.9

    De sustenue[n] van de Oostindische Compagnie dunct mij dat redelijck zijn, maer de Westindische Compagnie vint faveur.10 Zoo eenig goed verhael is gemaect van de nieuwe ontdecking van de zee bij Oost-Indië, ick zal hetzelve garen zien ende lezen.11

    2 April 1644.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 2 April 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 36g. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6794.
    2 - De Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona had het onderwerp aangeroerd in zijn brief van 21 maart 1644 (no. 6777). Het was hem een doorn in het oog dat de Staten-Generaal in 1641 hadden ingestemd met een bevriezing van de Sonttoltarieven op het niveau van het jaar 1637.
    3 - Het erftractaat van Spiers, in 1544 tussen keizer Karel V en koning Christiaan III van Denemarken gesloten, schreef voor dat de onderdanen van de twee vorsten onbelemmerd met elkaar handel mochten drijven, tegen ‘betalinghe van de gewoonlijcke tollen’ (Aitzema (fo) II, p. 954-958, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 14-15, p. 30 en p. 48).
    4 - In de vergadering van 17 maart hechtten de Staten van Holland hun goedkeuring aan de uitrusting van een convooivloot ter bescherming van ‘Noord- en Oostervaarders’. Op de schepen zou logies worden ingeruimd voor de gezanten die namens de Staten-Generaal hun bemiddeling aan de kronen van Zweden en Denemarken zouden aanbieden.
    5 - Frederik Hendrik bewonderde koning Christiaan IV van Denemarken om diens onvoorwaardelijke steun aan de Engelse koningsgezinden.
    6 - De legers van de Zweedse bevelhebbers Lennart Torstensson en Gustav Karlsson Horn bereidden een aanval op de eilanden Funen en Seeland voor. Zij zagen echter geen kans om een zwakke plek in de Deense verdedigingslinies te ontdekken.
    7 - Inderdaad zouden er Amsterdammers deelnemen aan de gezantschappen naar het noorden. De keuze viel op de oud-burgemeester dr. Andries Bicker (gezantschap naar Zweden) en burgemeester dr. Gerard Schaep (gezantschap naar Denemarken) (Elias, De Vroedschap van Amsterdam I, p. 346-348 en p. 355-356).
    8 - De Deense kamersecretaris Frederik Günther werd op 16 maart tot een openbare audiëntie in de Staten-Generaal toegelaten. Een afschrift met de tekst van zijn toespraak zond de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona mee met zijn brief van 21 maart 1644 (no. 6777). In het schip dat de buitengewone afgezant van koning Christiaan IV naar Amsterdam had gebracht, bevonden zich ook exemplaren van het Deense Manifest van 30 januari/9 februari. Vermoedelijk ontving Grotius de Latijnse versie: ‘Succincta Relatio, quae inter alia reddit Manifestum quomodo serenissimi Daniae et Norwegiae regis Sleswici et Holsatiae ducatus, eiusdemque Maiestatis provincia Jutia improvisa Suecici exercitus invasione, nulla praecedente legitima causa, contra omne ius fasque, conventiones et pacta foedera hostiliter occupata sunt’, 1644 (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5078 en 5079).
    9 - Ook de Zweedse vertegenwoordiging in de Republiek keek reikhalzend uit naar het Zweeds Manifest van 16/26 januari 1644; vgl. nos. 6774 en 6777. Op 19/29 maart waagden de rijksraden in Stockholm opnieuw een poging om enkele exemplaren door de Deense blokkaden in de Noord- en Oostzee te loodsen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 198).
    10 - De bewindhebbers van de Verenigde Oostindische Compagnie waren weinig ingenomen met het in de Staten van Holland opgeworpen voorstel om de Oost- en Westindische Compagnieën onder één octrooi samen te brengen; vgl. de ‘Remonstrantie ende consideratie aengaende de vereeninghe van de Oost ende West-Indische Compagnien: eerst aen de ... Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt, ende op den 13en februarii ... aen de ... Staten Generael der Vereenichde Nederlanden, ende aen sijne Hoogheyt den Heere Prince van Orangien, etc., overghegeven door de gedeputeerde ... bewinthebberen van de geoctroyeerde West-Indische Compagnie. Midtsgaders, de consideratien ende andtwoorden bij de ... bewinthebberen van de Oost-Indische Compagnie daer teghens, aen de selve Hare Ed. Groot-Moog. overgelevert’, 's-Gravenhage, 21 maart 1644 (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5114 en 5115).
    11 - In de tweede helft van maart begon Grotius zich plotseling te interesseren voor een nieuwe ‘passage naar Oost-Indië’; zie nos. 6771, 6780 en 6792.