eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    359

    6837. 1644 april 28. Van J. Oxenstierna.1

    Magnifice et generose domine,

    Legati caesariani qui hic sunt primi me inviserunt et ego deinde illos.2 Dominus legatus Salvius adhuc in lecto ob morbum detinetur. Deficientibus mediatore et mandatis ad alium recipiendum, sine arbitris procuratoria commutanda censuimus, ut ita inchoaretur tractatus. Petierant caesariani paucorum dierum moram, donec Vienna literas accipiant.3 Praetenditur ob mutatas res cum Dano aliquid in eorum procuratorio et literis fiduciae, quae ad Danum erant directae, innovandum fuisse. De industriane moras nectant, ut Danum et eius consilia interea amplectantur, an vero ob causam praedictam, tempus docebit. Ex quo huc veni consilia cum Gallicis legatis inimus de loco ad congrediendum apto.4 Proposuimus nos Glandorp, illi Latbergen vel coenobium Vinnaberg, ut in eorum aliquo ambae legationes convenirent. Latbergen iam utrinque repudiavimus. Super reliquis rationes conferuntur. Quodsi in uno eodemque loco idoneae commoditates pro utraque legatione non poterunt inveniri, diligent forte illi Vinnenberg vel alium aliquem locum accommodum, nos vero Iborg. E quibus locis postea vices commeandi observandae forent. Ante Resurrectionis dominicae festum,5 quod iam imminet, non poterimus congredi.

    Dominus Rosenhana, qui antehac in Holsatiam ad exercitum ierat, reversus 14 die huius mensis prospera omnia de mareschallo, ducibus reliquis et milite nostro refert.6 E

    360

    Suecia nihil certi habemus.7 Expectantur tamen frequentiores literae quando navibus uti licuerit. Haec res videtur obstitisse communicationi illi quam Magnificentia vestra in literis de die 31 Martii/9 Aprilis ad me datis8 desiderat super motu Danico. Mitto nunc exemplar literarum quas senatus regni Suecici ad Danicum scripsit.9 Antecedunt has literas aliae quaedam ab eodem senatu Sueci[c]o ad Danicum.10 Venerunt in manus meas privatorum dissertationes super hac re, una typis excusa et, ut spargitur, a ministro quodam regis Poloniae,11 altera a nescio quo concinnata.12 Non assequuntur omnia et in aliquibus coniectura nituntur. Quia tamen aliqualem Danicarum machinationum nervum monstrant, mittendas censui. Fecerit Magnificentia vestra rem officio suo convenientem et clementissimae nostrae reginae patriaeque gratam et honorificam, si belli huius iustitiara, necessitatem et, quem tantopere cavillantur Dani, procedendi modum quibuscunque potuerit rationibus et viis tueri conetur.13 De qua re ut nullus dubito, ita Magnificentiae vestrae labores ipse aestimare et apud superiores commendare non desistam, futurus semper,

    Magnificentiae vestrae ad amica officia praestanda paratissimus,
    Johannes Oxenstierna Axelii.

    Osnabrugae, die 18 Aprilis anno 1644.

    In dorso staat: Osnabruggae, die 18 Aprilis anno 1644. Ad legatum dominum Hugonem Grotium. J.O.A.

    Notes



    1 - Minuut Stockholm, RA, E 915, coll. J.A. Oxenstierna ser. A II, Koncept G. De talrijke doorhalingen en verbeteringen van de hand van de opsteller van deze brief zullen niet worden gesignaleerd.
    2 - De Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna en diens echtgenote Anna Margaretha Sture maakten op 27 maart/6 april hun entree in Osnabrück. In de loop van de 30ste maart/9de april legden de keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane hun eerste visite aan de Zweedse delegatie af (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 202-206, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 332-336). Het tegenbezoek op 2/12 april duurde een uur. De tweede Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius moest wegens ziekte verstek laten gaan (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 342).
    3 - De ceremonie van de uitwisseling van de volmachten tussen de keizerlijke en Zweedse gevolmachtigden. Omdat de Zweden de aanwezigheid van een Deense ‘onpartijdige derde’ niet duldden, legde Johan Adler Salvius de keizerlijken een tussenoplossing voor: hun secretarissen konden op een neutrale plaats in Osnabrück (een kerk, bijvoorbeeld) de documenten uitwisselen. De keizerlijke gevolmachtigden durfden de verantwoording voor deze procedure niet op zich te nemen. Zij wilden eerst de keizer raadplegen over een bijstelling van hun instructies dd. 15 juli 1643 (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 361-362 en p. 365-369, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 206-207 en p. 212).
    4 - Problemen rezen bij het vaststellen van een plaats waar de Zweedse gevolmachtigden hun Franse collega's Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien konden ontmoeten. De Fransen stelden Ladbergen of Harkotten voor, maar om verschillende redenen wezen de Zweden deze ontmoetingsplaatsen af. Over en weer werden nieuwe voorstellen ingediend: Glandorf, het klooster Vinnenberg (ten noorden van Warendorf) of Iburg (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 16-17, p. 74, p. 81-82 en p. 101-112, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 194-195, p. 197, p. 203-207 en p. 211-212).
    5 - Hemelvaartsdag viel op 5 mei (nieuwe stijl) en op 30 mei (oude stijl).
    6 - Schering Rosenhane, Zweeds resident te Munster, had begin maart een bezoek gebracht aan het hoofdkwartier van opperbevelhebber Lennart Torstensson te Haderslev. Op de terugweg had hij de Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes een geleide van Hamburg naar Westfalen gegeven. Op 7/17 april bood hij de Portugees een onderkomen in Minden aan. Zelf spoedde hij zich naar Osnabrück (aankomst op 14/24 april) (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 212).
    7 - De Deense vloot blokkeerde de toegang tot de Oostzeehavens. De laatste officiële berichten uit Stockholm dateerden van 30 december 1643/9 januari 1644 (aankomst in Minden op 19/29 januari 1644) (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 122-126). Langs geheime wegen kwam de Zweedse delegatie begin april in het bezit van het Manifest ‘Kongl. May:tz til Swerige, etc., Breff Til Rijkzens Stånder’, dd. 16/26 januari 1644; vgl. nos. 6802, 6810 en 6832.
    8 - Zie zijn persoonlijke brief aan de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna, dd. 30 maart/9 april 1644 (no. 6807).
    9 - Koningin Christina had op 10/20 januari 1644 de tekst laten opstellen van een schrijven aan de Deense rijksraden. De boodschap werd op 9/19 februari beantwoord (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 133-172, en Londorpius, Acta publica V, p. 844-871).
    10 - De brieven die de rijksraden op 19/29 augustus en 26 oktober/5 november 1643 met elkaar gewisseld hadden; vgl. nos. 6555 en 6595 (dl. XIV) en no. 6777.
    11 - Een Poolse patriot ‘Andreas’ had onder de naam ‘Warschauer’ zijn landgenoten gewaarschuwd voor de Zweden en Hollanders. Hij spoorde hen aan om een bondgenootschap met Denemarken en de Hanzesteden aan te gaan (Doc. Boh. VII, p. 74 no. 177).
    12 - De Zweedse gevolmachtigden waren in het bezit gekomen van het geschrift ‘Politischer, auss Göttlicher und der erbarn Völckern Rechten kürtzlich verfaster Discurs, ob die Cron Schweden ohne einige vorgehende publication und ankündigung des Krieges, die zu Dennemarck, Norwegen Königl. Majest. ... unversehens feindlich überfallen, und deren Land und Leuth überziehen können?’; zie no. 6726, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 177.
    13 - Het stilzwijgen over de oorzaken van de Zweedse inval in Denemarken had Grotius reeds op dinsdag 26 april verbroken met een toespraak aan het hof van koningin Anna van Oostenrijk; zie no. 6838.