eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6807. 1644 april 9. Aan J. Oxenstierna.1

    Illustrissime et excellentissime domine,

    Literas Excellentiae vestrae datas XXIV Martii recte accepi. Pro eis gratias ago Deumque rogo, ut Excellentiae vestrae adventus Osnabrugam ipsi reique Suedicae et universae rei christianae felix sit faustusque. Quam necessariae causae rectoribus nostris ea expresserint consilia quae nunc adversus Danum tam feliciter procedunt, satis intelligo;2 puto tamen e re fore ut quae de eis causis vulgari possunt ea vulgentur quamprimum

    312

    ad tuendam aequitatis existimationem.3 Ego interim in publico nondum sum hac de re locutus, tum quia neque literas reginae nostrae ad reginam regentem neque mandata accepi,4 tum quia nescio an, quod forte plurimum sit valiturum, de Dani et Moscovitae adversum nos coniuratione id ex usu sit publicari,5 quamdiu adhuc nobis cum Moscovita species manet pacis. Nam bellum vitare cupientibus interdum opus est decipi.6 Exspectabimus porro quos successus Deus daturus sit domino marescallo Hornio in Scania et vicinis locis,7 domino marescallo Torstensonio in Fionia,8 Coningsmarckio et Axelio Liliae in Misnia,9 Duglassio in Silesia,10 Rakocii in Hungaria.11 Batavi videntur occasione certaminis inter nostros et Danos reponere se velle in eum statum, quod ad freti Oresundani usum attinet, in quo fuere ante annos centum,12 et arbitros regum se facere in rem suam.

    Deus, illustrissime et excellentissime domine, Excellentiae vestrae semper faveat,

    Excellentiae vestrae servire paratissimus obligatissimusque,
    H. Grotius.

    XXX‹I› Martii/IX Aprilis 1644.

    Adres in de hand van Grotius: Illustrissimo et excellentissimo domino/domino Johanni Oxenstiernae, reginae regnique Suedici senatori et summa cum potestate legato, etc., libero baroni in Kymitho, etc.

    Bovenaan de brief staat in een onbekende hand: 31 Mart. 1644.

    Adres (volgens de uitgave der Epist): Baroni Oxenstiernio, plenipotentiario.

    Notes



    1 - Hs. Hannover, Niedersächs. Landesbibl., ms. XIIc, 723, f. 33. Eigenh. oorspr. Adres in Grotius' hand. Gedrukt Epist., p. 724 no. 1656 en F.C. von Moser, Diplomatische und Historische Belustigungen V (BG no. 1254), p. 49. Antw. op een ontbrekende brief.
    2 - Een schrijven, dd. 14/24 maart 1644, waarin de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna zijn vertrek uit Minden aankondigde, is niet overgeleverd. Oorspronkelijk lag het in zijn bedoeling om op 21/31 maart naar Osnabrück af te reizen, maar op het beslissende tijdstip (20/30 maart) veranderde hij zijn reisschema: het vertrek werd verschoven naar 26 maart/5 april; na een overnachting te Lübbecke en een middagmaal te Wittlage zou hij in de namiddag van de 27ste maart/6de april in Osnabrück arriveren; zie no. 6788, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 193-203.
    3 - Het uitblijven van een Zweeds Manifest. Inmiddels beschikte Grotius over voldoende documenten om in het openbaar een verklaring over de oorzaken van de Zweeds-Deense oorlog af te leggen.
    4 - Koningin Christina van Zweden had de Fransman Marc Duncan de Cerisantes belast met het overbrengen van de brieven die zij op 27 januari/6 februari had laten opstellen om overhandigd te worden aan de Franse regering en haar ambassadeur te Parijs (no. 6696). In de loop van juni verscheen de koninklijke commissaris eindelijk in Parijs.
    5 - Die gedachte verwoordde Grotius ook in zijn brief aan Harald Appelboom van 5 maart 1644 (no. 6748). In werkelijkheid behoefden de Zweden geen vrees te koesteren voor een aanval van koning Wladislas IV van Polen en tsaar Michael Fedorovitsj op hun landen aan deze zijde van de Oostzee.
    6 - Quintus Curtius Rufus, Hist. Alexandri Magni 6, 1, 17.
    7 - De strijd van de Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn in Skåne (Schonen).
    8 - Opperbevelhebber Lennart Torstensson ging nog steeds voort met het bijeenbrengen van schuiten en boten voor een landing op het eiland Funen.
    9 - Het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, had zich aangesloten bij de eenheden die onder bevel van generaal-majoor Axel Lillie een Saksisch-keizerlijke aanval op Leipzig moesten afslaan.
    10 - De Zweedse garnizoenssteden Świdnica (Schweidnitz), Opole (Oppeln), Wołów (Wohlau) en Głogów (Gross-Glogow) werden ontzet door een expeditieleger onder bevel van generaal-majoor Robert Douglas.
    11 - De manschappen van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi vochten nog steeds aan de Hongaarse grens. Het lag in hun voornemen om over de pas bij Jablunkov (Moravië) door te stoten naar de twee Zweedse expeditielegers (Doc. Boh. VII, p. 81 no. 194 en p. 85 no. 201).
    12 - De Staten-Generaal namen zich voor om als ‘neutrale partij’ geldelijk gewin te trekken uit de Zweeds-Deense oorlog. Hun blik viel weer op het erftractaat van Spiers, in 1544 tussen keizer Karel V en koning Christiaan III van Denemarken gesloten, waarbij aan de bewoners van de Lage Landen onbelemmerde handel was toegezegd, tegen ‘betalinghe van de gewoonlijcke tollen’ (Aitzema (fo) II, p. 954-958, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 14-15, p. 30 en p. 48).