eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7235. [1645 januari 7]. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    't Zal mij lief zijn zoo den goeden ophef van de steden2 om haer met de Sweden te vougen effect can becomen ende hoope dat onze vrunden een deel sullen hebben van den danck. Zoo dat geschiet ende 't parlement van Engelant zich mede met Swede voegt tot

    310

    conservatie van de commercie,3 zoo zoude de voorzegginge van dat den coninck van Denemarck zijn conincrijck zoude verliezen wel waer connen vallen.4 Van 't zenden van dien Schot uit Swede nae Londe heeft hier mede het gerucht gelopen ende zulcken achterdencken gegeven dat d'heer Germain5 bij mij is gecomen om daernae te vernemen. Ick heb gezegt geen advys daervan te hebben, maer nae Swede ende oock nae Osnabrug geschreven te hebben om onderrichting.6

    Den coninck van Engelant heeft de vergadering tot Westminster voor een parlement van Engelant volcomentlijck erkent.7 Maer de resolutie van dat geen lit van het parlement nae dezen bevel in 't oorlogh zal mogen hebben, zal Essex ende Manchester niet behaegen.8 Ende de burgerije van Londen verlangt nae de vrede om de vrije commercie te hebben. 't Afstellen zoo van de bisschoppen als van de liturgie heeft oock veelen mishaegt.9 Alle deze beginzelen van onlusten zullen den coninck hoope geven van mettertijd zijne zaecken te stabiliëren. De Schotten zullen licht mede nae vrede verlangen, alsoo de landen uitgeplundert zijn ende de Ieren haer thuis werck geven.10 Den chur-furst gaet overal de predicatie zoecken van leeraers die bij de gemeente wel staen.11 Plebem primulum facere vult suam.12

    311

    De Hessischen dient contentement gegeven in dezen tijd, al waer het met wat ongemack van Oost-Frieslant.13 Zij doen in dezen tijd notablen dienst ende zoo zij onlust cregen, zouden lichtelijck tot een afgezonde[r]de vrede geraecken. Bremen ende Hamburg zullen luisteren nae 'tgunt de Vereenigde Nederlanden met Swede zullen handelen.14 Lubeck zal daer mede op letten.

    Zoo Vrancrijck ende de Vereenigde Nederlanden iet groots willen aenrechten in Vlaenderen,15 dienen zij haer te haesten eer de vrede in Engelant16 ofte oock tusschen Swede ende Denemarck gemaect werde.17 Ick verlang te weten hoe het zal afloopen aengaende 't octroy van Oost-Indië18 ende de questie van Seilan.19

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den ...20 1644 uyt Paris. Sweden, Oost-Indiën.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40a. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 7236.
    2 - De Hollandse steden hadden hun geduld verloren met de ‘Via concordiae’ in de Zweeds-Deense oorlog en maakten in de vergadering van de Staten-Generaal op luidere toon dan voorheen ophef van het Slaats belang in een wapenvereniging met de Zweden tot ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640).
    3 - Hugh Mouat, Schots resident in Stockholm, had in januari 1644 zijn diensten aan de Zweedse regering aangeboden. In maart ontving hij brieven van koningin Christina van Zweden waarin zij hem machtigde om de Parlementen van Schotland en Engeland een alliantie ‘contra quoscunque’ aan te bieden (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 441, p. 464-465; Hist. de l'adm. des affaires étrangères de Suède, p. 85-86 en p. 160, en Briefw. C. Huygens IV, p. 105).
    4 - Vermoedelijk was de ‘voorzegginge’ gebaseerd op de horoscoop die de astronoom Tycho Brahe destijds van kroonprins Christiaan (de latere koning Christiaan IV) had getrokken; zie no. 7107.
    5 - Henry Jermin (‘monsieur Germain’), politiek agent van koningin Henriëtte Maria van Engeland, informeerde naar de redenen van de reis van de Schotse Zweed Hugh Mouat naar Londen (supra, n. 3, en no. 7237, n. 10).
    6 - Zie Grotius' brieven aan rijkskanselier Axel Oxenstierna en de Zweedse gevolmachtigden te Osnabrück, dd. 31 december 1644 (nos. 7225 en 7226, postscriptum).
    7 - De koninklijke onderhandelaars James Stuart, hertog van Lennox en Richmond, en Thomas Wriothesley, graaf van Soulhampton, verschenen op dinsdag, 17/27 december, in het Parlement. De plechtigheid werd afgesloten met de aanbieding van het antwoord van koning Karel I op ‘The humble desires and propositions for a safe and well-grounded peace’ (Briefw. C. Huygens IV, p. 110-111, en CSP Ven. 1643-1647, p. 166-167).
    8 - Het voorstel om leden van het Hoger- en Lagerhuis in het vervolg uit te sluiten van civiele en militaire functies (‘the Self-Denying Ordinance’) werd met een meerderheid van 7 stemmen in het Lagerhuis aanvaard (17/27 december 1644). De ‘lords’ weigerden echter hun goedkeuring te hechten aan het ontslag van de legerleiders Robert Devereux, graaf van Essex, en Edward Montague, graaf van Manchester (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 326-328 en kol. 330-338, en CSP Ven. 1643-1647, p. 164 en p. 169-174).
    9 - Het verzet tegen de door de synode van Westminster ontworpen ‘ordinance for the taking away the Book of Common-Prayer, and establishing and putting in execution the Directory for the public Worship of God’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 312-313 en kol. 322).
    10 - Het Schotse Parlement vreesde het felle optreden van de Ieren in het leger van de koningsgezinde James Graham, markies van Montrose, en gelastte de onmiddellijke overkomst van Alexander Leslie, graaf van Leven, uit zijn stellingen in Northumberland en Cumberland (Carlisle) (CSP Ven. 1643-1647, p. 165-171).
    11 - Prins Karl Ludwig van de Palts had in november toestemming gekregen om de zittingen van de ‘Assembly of Divines’ in de Westminster Abbey bij te wonen (CSP Ven. 1643-1647, p. 150 en p. 152). Men twijfelde aan de oprechtheid van zijn belangstelling; zie no. 7209, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 446-447.
    12 - Vgl. Terentius, Adelphi 898.
    13 - De Hessen hadden eind oktober ingestemd met een troepenreductie in Oostfriesland. Het accoord was slechts een tussentijdse regeling. Een definitieve overeenkomst zou tot stand gebracht moeten worden op een bijeenkomst op 25 december in Den Haag. Omdat de reis van de Hessisch-Kasselse raadsheer Andreas Christian Pagenstecher naar de Republiek langer duurde dan verwacht, konden de afgevaardigden van de betrokken partijen - de Staten-Generaal, de graaf van Oostfriesland en de landgravin van Hessen-Kassel - pas tegen het einde van januari hun besprekingen aanvangen (L. van Tongerloo, in Hess. Jb. Landesgesch. 14(1964), p. 257).
    14 - De Hanzesteden Bremen en Hamburg zochten in Den Haag erkenning van hun belang bij de ‘conservatie ende onderhoudinge der vrije Navigatie, Commerciën ende Traffiquen in de Oost- ende Noort-Zee, mitsgaders in de stroomen, rivieren ende wateren, haer in deselve Oost- ende Noort-Zee exonererende’. Toen zij bemerkten dat de Staten-Generaal een beslissing over de verlenging van het in 1616 gesloten verdrag op de lange baan wilden schuiven, verbraken zij de samenwerking en troffen met het stadsbestuur van Lübeck een regeling voor de afvaardiging van een eigen gezantschap naar het Zweeds-Deense vredesoverleg te Brömsebro (H.-D. Loose, Hamburg und Christian IV. von Dänemark während des Dreissigjährigen Krieges, p. 110-120).
    15 - De voorbereiding van de campagnes van de Franse en Staatse legers in Vlaanderen. Frederik Hendrik verleende op 12 december 1644 zijn steun aan het ‘desseyn’. Zijn voorkeur ging uit naar de belegering van Antwerpen, Brugge of Hulst (Correspondance d'Estrades I, p. 212-214).
    16 - ‘The King's answer’, dd. 13/23 december 1644 (supra, n. 7), bevatte een voorstel tot een vredesbijeenkomst van een aantal vertegenwoordigers van het Parlement ‘to treat with the like number of persons to be appointed by his majesty upon the said Propositions’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 316-317).
    17 - Het Zweeds-Deense vredesoverleg te Brömsebro had op 15/25 december 1644 moeten beginnen, maar op verzoek van beide partijen werd de aanvangsdatum eerst verschoven naar 15/25 januari en vervolgens naar 8/18 februari 1645 (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 127-129).
    18 - De ‘Westindische’ factie in de discussie over de ‘combinatie der Compagnien van Oosten Westindiën’ verlangde een diepgaander beraad over ‘soodanige expedienten, daar meede de voorsz. Compagnie van Westindiën (die soo veel van den Staat heeft gemeriteert) sal moogen werden gemaincteneert’.
    19 - De twist met de Portugezen over de verdeling van de kaneellanden tussen fort Galle en Colombo (art. XII van het Staats-Portugees wapenstilstandsverdrag van 12 juni 1641).
    20 - De dagtekening is opengelaten.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]