eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7240. 1645 januari 7. Aan H. Appelboom.1

    Clarissime domine,

    Libenter admodum cognovi certiora et distinctiora omnia per literas Claritudinis vestrae, scriptas XXVI Decembris,2 de iis quae rumor antegressus satis confusa nuntia-

    322

    verat; restat discamus, quae sit fortuna futura Hazfeldii3 et Gallassii reliquiarum quae Magdeburgi esuriunt.4 Non dubium, quin omnes hi nuntii valde perculsuri sint animos Danorum rebus apud ipsos satis malis et nulla spe auxilii externi.

    Vidi quae in pacem proposita sunt a nostris, a Gallis, a caesarianis, ab Hispanis.5 Nostri responsum, ut video, caesarianorum ad suum scriptum exspectant6 atque interim adventum membrorum Imperii Monasterium et Osnabrugam et ratihabitionem instrumenti caesarianorum procuratorii, ita ut reformatum est.7

    Quiescitur in Gallorum hibernis ubique,8 nisi quod Motta obsidetur et arx Cruceanaci, incerto adhuc eventu. Lotharingus hoc anno videtur militaturus Hispano, adversus quem Batavi brevi procedent cum exercitu.9 Exspectamus, quis futurus sit exitus consiliorum regis Angliae in ea pace quam proponit parlamentariis, inter quos non levia sunt initia discordiarum. Constantinopoli non magna habetur ratio legati caesariani.

    Deus, clarissime domine, Claritudinem vestram et hoc anno et sequentibus felicem praestet,

    Claritudinis vestrae studiosissimus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, VII Ianuarii 1645.

    Adres: A monsieur/monsieur Appelboom, Suedois, à Amsterdam. Port.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): D. Appelboom.

    Notes



    1 - Hs. Dresden, Sächs. Landesbibl., C 61 A, 68. Eigenh. oorspr. Gedrukt Epist., p. 740 no. 1718. Antw. op no. 7214, beantw. d. no. 7257.
    2 - In zijn brief van 26 december 1644 (no. 7214) was Harald Appelboom dieper ingegaan op Torstenssons krijgsverrichtingen in de slag bij Jüterbog (3 december).
    3 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson had na de uitschakeling van de ruiterij van Mathias, graaf Gallas, de aanval ingezet op het leger van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen. Op 13 december verscheen hij voor de muren van Pegau (ten zuiden van Halle) (Gazette 1645, no. 3, dd. 7 januari 1645).
    4 - Soldaten van het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, bijgestaan door de Hessische versterkingen van generaal-majoor Johann Geyso, beletten de in Maagdenburg achtergebleven keizerlijke infanteristen de toegang tot de bruggen over de Elbe.
    5 - Een reactie op Appelbooms postpakket met de in Osnabrück en Munster uitgewisselde ‘propositiones’ (no. 7214).
    6 - De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius hadden in hun propositie, dd. 27 november/7 december 1644, aangedrongen op de deelname van alle keurvorsten en Duitse standen aan het vredesoverleg (no. 7183 (bijlage), en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 313-314). Het antwoord van de keizerlijken liet lang op zich wachten. Pas in het najaar van 1645 achtten zij de tijd rijp voor vredesonderhandelingen met de Zweden. Op 22 oktober 1645 tekende de keizerlijke gevolmachtigde Johann Maximilian, graaf Lamberg, in zijn dagboek aan: ‘Vor dem eßen hab ich mein secretari in einer carozza mit 6 pferden, 2 edllethen und 2 laggeyen zu den Schwedischen gesanden geschikht und ihnen die Kayserliche antwortt auf ihre proposition überbringen laßen’ (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 94).
    7 - Op 20 november waren de keizerlijke, Spaanse en Franse gevolmachtigden accoord gegaan met de voorgestelde veranderingen en verbeteringen in hun volmachten. Omdat de goedgekeurde formulieren eerst in Wenen, Madrid en Parijs omgezet moesten worden in originele akten, hadden de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini de koeriers van de delegaties twee maanden de tijd gegeven voor het volbrengen van hun missie.
    8 - Onderstaande berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven, dd. 7 januari 1645.
    9 - Het Staatse leger stond eind mei gereed voor het ‘groot desseyn ende entreprinse’ van Frederik Hendrik in Vlaanderen (Het Staatsche leger IV, p. 145-146).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]