eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7273. 1645 januari 23. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime legate, domine observandissime,

    Ex variis literis relatum est, quod Wrangelius Danorum in Juthia copias defecerit,2 particularia tamen fidem facientia nondum habuimus. Id constat quotidie multos Danorum ad nostros transfugere. Ripam, urbem arcemque, quam hactenus 60 Suedi tenuere, Danus recuperavit3 idque impetu iteratis vicibus facto; qui in armis erant interficiebantur interfectis prius multis irruentium hostium. Inter alios occubuit Stenbergius, praefectus urbis Crempensis. In Dania cuncta in peius ruunt et inter alia ipse nervus belli, pecunia, deficit, qua milites vel conducerentur vel persolverentur. Reliquiae copiarum Gallassii, quas hactenus secum Magdeburgi retinuit, 28 Decembris Wittenbergam conabantur,4 in via autem a Coningsmarchio caesi captis quadringentis, reliquis interfectis. Gallasius iam fere sine milite Magdeburgi est.5

    Legatos Ordinum Confoederatorum6 dominos Bickerum et Stavenessium hodie vel crastino die reduces speramus.7 Cadaver mortui legati Lusitaniensis a caesareanis inter-

    385

    ceptum est8 inter Monasterium et Osnabruggam, utut illustrissimi legati Oxenstiernii diplomate in securitatem itineris munitum esset. Hoc facinus ita confoederatos offendit, ut vehementer hanc iniuriam expostulent restitutionemque simul abreptarum rerum in integrum cupiant. Creditur, iniiciat magnas difficultates pacis negotio.

    Tractatui pacis cum Danis regni cancellarius, dominus Johannes Skytte, dominus Mathias Soop et dominus Thure Bielke intererunt.9

    Deus felicem successum largiatur in tutam et securam orbis christiani requiem. Cuius divinae protectioni illustrissimam Excellentiam vestram devotus commendo futurus, quoad vixero, illustrissime et excellentissime domine,

    illustrissimae Excellentiae vestrae addictissimus servitor,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 23 Ianuarii 1645.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2 Febr. 1645.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1645, 4). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7256, beantw. d. no. 7299.
    2 - Kolonel Helmut Wrangel had de aanval van de Deense kolonel Claus Ahlefeldt op de Zweedse kwartieren in Jutland afgeslagen (Gazette 1645, nos. 9 en 12, dd. 21 en 28 januari 1645).
    3 - De Deense overste Steinberger vond de dood in de slag om de vesting van Ribe; zie no. 7275.
    4 - Soldaten van het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, bijgestaan door de Hessische versterkingen van generaal-majoor Johann Geyso, beletten de in Maagdenburg achtergebleven infanteristen van de keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, de toegang tot de bruggen over de Elbe. Toen in de eerste week van januari de vorst inviel, verzuimden zij wachtposten te plaatsen langs de oevers van de rivier. In de avond van de 8ste januari waagden de keizerlijken zich op het ijs en weken naar Wittenberg uit (Gazette 1645, no. 15, dd. 4 februari 1645, en Doc. Boh. VII, p. 167 no. 488 en p. 169 no. 495).
    5 - De keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, had in Maagdenburg nog de beschikking over 1000 manschappen. De artillerie was zijn sterkste wapen (Doc. Boh. VII, p. 168-169, nos. 493-495).
    6 - De Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse hadden met de Zweedse rijkskanselier de afspraak gemaakt dat twee van hen bij de Staten-Generaal zouden aandringen op een nadere resolutie ter ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640) (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 137-139).
    7 - Op 11 december begaven dr. Andries Bicker en de Zeeuwse pensionaris Cornelis van Stavenisse zich op weg naar het vaderland (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 137-139 en p. 176-177).
    8 - De Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes was op 15 december 1644 in Osnabrück overleden. Toen de Zweden drie wagens in gereedheid hadden gebracht om het lichaam naar Minden over te brengen, hield de keizerlijke ritmeester Wolff (Wulff) de lijkstoet aan en plaatste kist, koffers en gevolg onder toezicht van de commandant van Fürstenau. De volgende dag, 30 december 1644/9 januari 1645, diende de Zweedse gezantschapssecretaris Mattias Mylonius Biörenklou een klacht in bij de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane; zie nos. 7246, 7261 en 7262.
    9 - Koningin Christina stuurde een ‘zware’ delegatie naar het Zweeds-Deense vredesoverleg te Brömsebro: kanselier Axel Oxenstierna en de rijksraden Johan Skytte, Matthias Soop en Ture Bielke (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 150-151; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 474, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 452-457).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]