eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7307. 1645 februari 11. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Die van Hollant ende Zeelant dienen op haer stuck te letten,2 want het onderhouden van de alliantie met Swede gemaect ende de bevordering van de vrijheit van de commerciën meriteren veel in haerzelve. Daerenboven is die cours van uitstel die de gedeputeerden van de provinciën in deze zaeck inwerpen3 van groote consequentie, oock in andere zaecken. Mijne opinie zoude zijn, zoo die andere provinciën niet haest tot reden en comen, dat Hollant ende Zeelant recht hebben om voor haerzelve te zorgen, gelijck zij gedaen hebben over tweehondert jaer, doen zij haer recht tegen Lubeck ende andere steden met openbaere wapenen hebben uitgevoert,4 zonder dat daerom de andere Nederlanden die mede onder het huis van Bourgogne waeren haer in dat oorlogh inwickelden. Ende is 'tzelve oock conform een privilegie eertijds gegeven bij de keizerinne Margarite.5 De Sweden zullen haer niet ver(ha)esten om met de Deenen te accorderen eer zij zullen weten wat Hollant zal doen.6 Ende daernae zullen zij de maet van de vrede stellen nae de fortune van haere wapenen, gelijck de manier is.

    De cours die Hollant hout van op andere importante‹n› zaecken niet te willen

    444

    stemmen eer dit off dat tewege is gebracht, is wel in dit stuck niet onredelijcke,7 maer die manier van procederen toont een losse regiering. Vrancrijck heeft de dispute van rang gemoveert8 om daerdoor zoowel als door andere middelen de provinciën te brengen tot haere desseings in andere zaecken. De dispute van de vrije navigatie op alle havenen‹en› van Engelant geduirende deze oorloge9 zal zoo blijven draven ongedecideert, zoo ick meen, totdat de vrede zal werden gemaect, waertoe ick weinigh apparentie zie. De particular[it]eiten van al het lijden ende sterven van den goede eertsbisschop10 zal waerd zijn particulierlijck bekentgemaect te werden.11 In 't parlement zie ick wel veele disputen die voordezen geweest zijn ofte die noch zijn, maer de macht van de communes sleept den adel nae haer.12 Ende zoo meene ick dat het oock zal gaen in 't geschil van 't intrecken van de Schotten13 ende de militaire bedieningen.14 Wij hebben advysen dat

    445

    mijnheer den prins van Orangië gecocht heeft het recht van den grave van Egmont15 op Gelderlant.16

    11 Februarii 1645.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 8 st.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den XI Feb. 1645 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40i. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7308.
    2 - De afgevaardigden van het gewest Zeeland - met uitzondering van de vertegenwoordigers van Middelburg en Zierikzee - verleenden geen steun aan het Hollandse streven naar een wapenvereniging met de Zweden tot ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640) (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 182-185).
    3 - De landgewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande waren bevreesd voor een nieuwe oorlog (no. 7300). Vooralsnog zagen zij meer heil in het ‘groot desseyn ende entreprinse’ van Frederik Hendrik in Vlaanderen.
    4 - De Hollands-Zeeuwse kaperoorlog tegen de Wendische Hanzesteden (Lübeck, Hamburg, Lüneburg, Rostock, Wismar en Stralsund), 1438-1441. Op 23 augustus 1441 werd te Kopenhagen een wapenstilstand gesloten, waarbij de koning van Denemarken de Hollanders en Zeeuwen de vrije vaart door de Sont garandeerde.
    5 - De acte van gravin Margaretha van Henegouwen, echtgenote van keizer Lodewijk IV van Beieren, ‘op de successie van 't Graeffschap van Hollandt en Zeelandt, etc., op Hertogh Willem’, dd. 3/5 januari 1349 (Groot-Placaet-Boeck III, 1, eerste titel, p. 1-2).
    6 - Kanselier Axel Oxenstierna en de rijksraden Johan Skytte, Matthias Soop en Ture Bielke ontvingen in januari 1645 hun instructie voor het Zweeds-Deense vredesoverleg te Brömsebro. Zij dienden op 8/18 februari hun eisen in, maar dit was slechts voor de schijn. De onderhandelingen kwamen in een stroomversnelling toen een koerier in de tweede week van mei de Zweedse kanselier het nieuws bracht van een nadere resolutie van de Staten-Generaal in het conflict met de koning van Denemarken (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 165-169).
    7 - De Staten van Holland traineerden het beraad over de inwilliging van een extra bijdrage van één miljoen gulden aan het Vlaamse krijgsplan (supra, n. 3). Pas in de tweede helft van april lieten zij zich overreden tot een compromis over de besteding van de gelden (Het Staatsche leger IV, p. 143-149, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 178-186).
    8 - De erkenning van de ceremoniële wensen van de Staten-Generaal: het recht op de eerste visite, de hoge hand en de titel ‘Excellentie’. Kardinaal Jules Mazarin kwam voor het dilemma te staan dat hij op korte termijn ook een beslissing moest nemen ten aanzien van de ‘eer en tytulen’ van de keurvorstelijke en Savoyaardse vertegenwoordigers ter vredesconferentie. Eind januari toonde hij zich bereid aan de keurvorstelijke en Staatse wensen te voldoen (Correspondance d'Estrades I, p. 215-219, p. 226-236; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 35-36, p. 38-40, p. 71-77 en p. 84-87, en J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 320-328).
    9 - De Staten-Generaal schaarden zich achter het protest van de Franse zaakgelastigde Melchior, heer van Sabran, tegen het verbod dat het Parlement had opgelegd op de vaart naar royalistische havens (no. 7236, n. 42), maar in tegenstelling tot de Fransen voelden zij zich niet geroepen om harde tegenmaatregelen af te kondigen (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 176-179 en p. 193-196).
    10 - De terechtstelling van William Laud (1573-10/20 januari 1645), aartsbisschop van Canterbury, op Tower Hill; zie het nieuwsbericht uit Londen van 26 januari 1645 in de Gazette 1645, no. 16, dd. 4 februari 1645: ‘L'Archévesque de Cantorberi a esté décapité le 20 de ce mois: de laquelle éxécution vous aurez les particularitez au premier jour’.
    11 - De ‘particularitez’ (supra, n. 10) verschenen in een ‘extraordinaire’ van de Gazette, no. 20, dd. 16 februari 1645: ‘Relation de la mort de l'archévesque de Cantorberi, avec sa harangue’. In de Republiek verschenen tegelijkertijd de pamfletten: ‘Des Aerts-bisschops van Cantelbergs Oratie ofte Lyck-predicatie’, Amsterdam (Joost Broersz.); ‘Oratie, gedaen door den Aerts-Bisschop van Cantel-burg’, Rotterdam (Joh. Naeranus), en ‘Lijck-Sermoen van Willem Laud’, Leiden (W.C. van der Boxe) 1645 (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5155, 5156, 5156a, 5157).
    12 - Slechts 12 ‘lords’ waren aanwezig bij de derde lezing van de ‘ordinance for the attainder of Archbishop Laud’ in het Hogerhuis (4/14 januari 1645) (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 322-326).
    13 - Oliver Cromwell en andere voorstanders van een legerhervorming (infra, n. 14) steunden het verzet van de independenten tegen de terugkeer van het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, naar het noorden van Engeland (CSP Ven. 1643-1647, p. 160, p. 162 en p. 170).
    14 - Het Lagerhuis had met een meerderheid van 7 stemmen het voorstel aanvaard om leden van het Hoger- en Lagerhuis in het vervolg uit te sluiten van civiele en militaire functies (‘the Self-Denying Ordinance’). De ‘lords’ weigerden echter hun goedkeuring te hechten aan het ontslag van de legerleiders Robert Devereux, graaf van Essex, en Edward Montague, graaf van Manchester: pas op 3/13 april legden zij zich bij de feiten neer (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 326-344 en kol. 352-358).
    15 - Lodewijk († 1654), graaf van Egmond, prins van Gavre, een verre achterneef van hertog Arnold van Gelre († 1473), had de Zuidelijke Nederlanden in 1634 moeten ontvluchten (A.W.E. Dek, Genealogie der heren en graven van Egmond, 's-Gravenhage 1958, p. 60-61). Hij stond in correspondentie met Frederik Hendrik (Briefw. C. Huygens III, p. 142-143, p. 148-149, p. 257-259, p. 266 en p. 281).
    16 - De Zuidnederlandse ‘gouverneur civil’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo, was op de hoogte van de prinselijke belangstelling voor de Egmondse rechten op het hertogdom en had zijn raadsheer Antonio Galla de Salamanca, heer van Noirmont, reeds de instructie gegeven om dit onderwerp als lokaas te gebruiken voor Spaans-Staatse onderhandelingen (Correspondance d'Estrades I, p. 231-232, en Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 184-196).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]