eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    428

    7300. 1645 februari 6. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    De Motta Odincurtio recte iudicas;2 vix poterit absolvi, neque enim ita innocenter vixerit vir militaris, ut non aliqua culpa ei vitio verti possit, quae ex arbitrio iudicum ulterius trahatur. Gravis est praecipue apud Hollandos disputatio, an foedus cum Suedis arctius stringere e re sit publica.3 Videmur enim implicandi novo bello, quod valde timent nostri.4 Post duas septimanas redituros se promiserunt civitatum legati,5 ut tandem aliquid de hoc aliisque negotiis decernant. Bremenses et Hamburgenses, sive nos inimus novum foedus sive minus,6 cum Suedis tamen acturos puto.7

    Quid emissarius Suediae in Gallia nunc agat et ecquid tibi officiat, scire percupio.8 Cur rex Poloniae fratrem cardinalem creari nolit, nisi se presbyterum faciat, non satis intelligo,9 quare de ratione edoceri velim. Quod haud tuta sunt querelas ad aulam defe-

    429

    rentibus itinera,10 pessimi res est exempli, et reprimi deberet. Princeps Thomas11 eodem videtur esse ingenio quo Lotharingus12 et servare stabilem in sua instabilitate constantiam. De Bavaro non miror quod Gallos tentet,13 magis vero miror eum nihil perficere.

    Historiae tuae apud me bene asservantur:14 nemo eas vidit, nemo iniussu tuo videbit. Blavium ubi occasio tulerit urgebo. Tua vero quae ad Novum Testamentum reliqua sunt15 urgeri laetus audio. Velim scire an hoc volumen fere eius molis futurum sit cuius est alterum.16 Vidi his diebus virulentum ministri Croiaci scriptum in Heynsii Aristarchum,17 qui Bezam defensurus Heynsium nihil in sacris litteris intelligere et quot observationes habet tot erratas committere contendit.18 De eo scripto quid tu, quid alii docti iudicetis, velim intelligere.

    Deus interea te, tuam, tuos servet protegatque incolumes,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, VI Februarii 1645.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 16 st.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 15 Febr.

    En in dorso: 6 Febr. 1645 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 277. Eigenh. oorspr. Antw. op een ontbrekende brief van 28 januari 1645, beantw. d. no. 7319.
    2 - De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, had het effect van de lastercampagne van de Catalaanse gezanten Gaspar Sala, abt van San Cugat del Vallés, en Isidoro Pujolar onderschat. Drie weken na zijn vertrek uit Barcelona (7 december 1644) werd hij in Lyon aangehouden en op last van de koning in de kerkers van het fort Pierre-Encise geworpen (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 266-269, p.291-294 en p. 658-660).
    3 - Na de terugkeer van de Staatse ambassadeurs dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse (25 januari) kwam er in de vergadering van de Staten-Generaal een discussie op gang over de vraag of een wapenvereniging met de Zweden tot ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640) wel strookte met de Staatse politiek van strikte neutraliteit ten opzichte van de keizer en het Rijk (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 178-189).
    4 - Frederik Hendrik en de ‘neutralen’ hadden in brieven aan Hendrik van Bilderbeeck, Staats-Zweeds agent te Keulen, uiting gegeven aan hun bezorgdheid over de door Spanje gefinancierde hervorming van het leger van de Westfaalse Kreits (Correspondance d'Estrades I, p. 230; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 473).
    5 - De Staten van Holland waren op 31 januari uiteengegaan. Zij hervatten de vergadering op 15 februari 1645.
    6 - De Staten-Generaal lieten de onderhandelingen met de gedeputeerden van de Hanzesteden Bremen en Hamburg over de vernieuwing en de herziening van het in 1616 gesloten verdrag nog enige tijd aanslepen (Res. SH, dd. 23 februari, 3 en 31 maart en 4 april 1645). Op 4 augustus - slechts enkele weken vóór de ondertekening van de vredesverdragen van Brömsebro en Kristianopel (23 augustus 1645) - verleenden zij hun medewerking aan een overeenkomst voor de duur van 15 jaar (Aitzema (fo) III, p. 63-65).
    7 - Het eigenbelang zegevierde. De Hanzesteden Bremen, Hamburg en Lübeck troffen in maart een regeling voor de afvaardiging van Johann Marquart (Lübeck), Hieronymus Frese (Hamburg) en Albert Beke (Bremen) naar Brömsebro (H.-D. Loose, Hamburg und Christian IV. von Dänemark während des Dreissigjährigen Krieges, p. 110-120).
    8 - De handel en wandel van de Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes in Parijs; vgl. nos. 7296 en 7297.
    9 - Jan Kazimierz, halfbroer van koning Wladislas IV van Polen, was op 23 september 1643 in de bedevaartsplaats Loreto toegetreden tot de orde der jezuïeten. In november 1644 dong hij naar het scharlaken, maar op advies van paus Innocentius X nam hij geen overhaaste stappen en stuurde een koerier naar Warschau. De koning verleende zijn medewerking aan de promotie (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 191-193). Op 28 mei 1646 ontving de prins de verheffing tot kardinaal. Hij zag echter af van een priesterwijding. Twee jaar later deed de kardinaal-diaken afstand van zijn kerkelijke waardigheden en besteeg als koning Jan II de Poolse troon (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 29).
    10 - Een reactie van Willem de Groot op de dood van de Savoyaardse edelman ‘Ridosene’ of ‘Bidosene’ (no. 7281, n. 27).
    11 - Prins Tommaso Francesco van Savoye was sinds de verlossing van zijn echtgenote Marie de Bourbon, gravin van Soissons, prinses van Carignano, uit Madrileense gevangenschap (zomer 1644), minder geneigd de orders van Parijs te volgen.
    12 - De trouweloze hertog Karel IV van Lotharingen.
    13 - Hertog Maximiliaan I van Beieren zocht een opening voor Frans-Beierse wapenstilstandsonderhandelingen. In maart stuurde hij zijn biechtvader Johann Vervaux S.J. naar Parijs (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 271-275).
    14 - Willem en Pieter de Groot hadden in 1638 het beheer over de kopij van Grotius' Annales et historiae op zich genomen (no. 3610 (dl. IX), nos. 4693, 4757 (dl. XI) en nos. 5066 en 5084 (dl. XII)). In 1657 bezorgde de Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu de uitgave Hugonis Grotii Annales et historiae de rebus Belgicis, ‘cum privilegiis s. Caesareae Maiestatis et Ordd. Belgicae Foederatae, nec non Holl. West-Frisiaeque, per annos quindecim’ (BG no. 741) (Ridderikhoff, ‘Een aristocratische geschiedenis van de Opstand’, in De zeventiende eeuw 10(1994), p. 277-291).
    15 - Tomus secundus van Grotius' Annotationes in Novum Testamentum verscheen in 1646 op rekening van de auteur ‘apud viduam Gulielmi Pelé, via Jacobaea sub signo Crucis Aureae’ (BG no. 1138). Het derde deel (pars tertia ac ultima) werd in 1650 uitgebracht, eveneens te Parijs, maar nu bij de weduwe Théodore Pépingué en Etienne Maucroy (BG no. 1141).
    16 - Gedoeld wordt op Grotius' Annotationes in libros Evangeliorum, Amsterdam 1641 (BG no. 1135), en Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137).
    17 - Jean de Croï (Croy) († 1659), predikant te Béziers en professor aan de academie van Nîmes, verdedigde in zijn Sacrarum et historicarum in Novum Foedus observationum pars prior, in qua Dan. Heinsii Prolegomena in Exercitationes Sacras perpenduntur..., Genève 1644, de eer van Théodore de Bèze (1519-1605) tegen de aanvallen van de Leidse hoogleraar Daniël Heinsius op het in calvinistische kring gezaghebbende Jesu Christi D.N. Novum Testamentum, Theodoro Beza interprete (Haag, La France protestante IV (Parijs 1884), kol. 928-932; DBF IX, kol. 1261; Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 78-81, p. 323-324, p. 369, p. 378, p. 384 en p. 401).
    18 - Daniël Heinsius († 1655), jeugdvriend van Grotius, sinds 1602 verbonden aan de Leidse universiteit (NNBW II, kol. 554-557), duldde geen kritiek op zijn Aristarchus Sacer, Leiden 1627, en Sacrarum Exercitationum ad Novum Testamentum libri XX ... Quibus Aristarchus Sacer ... emendatior nec paulo auctior indicesque ... accedunt, Leiden 1639. Lange tijd had hij zich tegen de publicatie van de ‘observationes’ van Jean de Croï (supra, n. 17) verzet, maar de predikant gaf de strijd niet op (Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 78, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 49-51, II, p. 174, p. 357-359 en p. 464).