eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7319. 1645 februari 18. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Videtur Motta Odincurtius longo carcere2 mitigaturus Catalanorum animos et expiaturus culpas avaritiae quae dicuntur esse non leves et magno constitisse Galliae. Ut cum Suedis arctius stringant foedus vestri, magis ipsorum quam Suediae interest.3 Poterunt

    464

    enim semper Suedi suas res cum Dania bene ponere et deinde tuto spectare sudantes alios. Exspectant Bremenses et Hamburgenses quid vestri sint facturi.4 Exspectant idem et aliae maritimae civitates.

    Cerisantes quaerit quomodo de pecuniae annuae solutione in posterum certus esse possit.5 Ideo reginae nostrae imagines, quarum altera per ipsum ad me6 erat missa a domino comite de La Guarde,7 dedit reginae, alteram cardinali, et huic oden8 insuper, in qua eruditi, qui hic multi sunt,9 notant tria manifesta contra prosodiam peccata: Thermŏdon et Orĭthĭa, quae sunt Graece Θερμώδων et Ὠρείθυια.10

    Rex Poloniae11 metuit ne Casimirus, factus cardinalis et non presbyter, factione pontificis et iesuitarum, regnum aliquando paret liberis suis. Facile enim cardinalatus cum matrimonio mutatur ab iis qui diaconi vocantur aut hypodiaconi.12 Princeps videtur se non tam Hispano dare quam pontifici. Sed et ipse pontifex in Hispanos quam in Gallos pronior creditur, non tantum quia Gallorum res coniuncta est cum iis qui se a communione romana segregarunt, verum etiam quia Gallia vehementer ipsius honori obstitit. Di-

    465

    cit tamen se, ut noviter natum,13 nolle meminisse rerum ante actarum. Bavarus, ut longo dominatu ad astutias exercitus, rumore amicitiae Gallicae apud imperatorem utitur et contra.14 Suas autem res agit et solus hoc bello factus est opulentior.

    Croii opusculum legi, acerbum sane in Heinsium.15 Sed hoc ipsum ille imputat et Bezae manibus et amicitiae erga Salmasium.16 Res est inhumana literas, ut iam non dicam divinas, certe humanas sic tractare. Multa legit Croius; non multa tamen adfert admodum utilia.

    Vale cum uxore et liberis,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    18 Februarii 1645.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 976 App no. 742. Antw. op no. 7300, beantw. d. no. 7338.
    2 - De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, had het effect van de lastercampagne van de Catalaanse gezanten Gaspar Sala, abt van San Cugat del Vallés, en Isidoro Pujolar onderschat. Drie weken na zijn vertrek uit Barcelona (7 december 1644) werd hij in Lyon aangehouden en op last van de koning in de kerkers van het fort Pierre-Encise geworpen. Hij bleef tot september 1648 in hechtenis (Cardinal de Retz, Oeuvres, p. 263-264 en p. 1342).
    3 - Grotius' pleidooi voor een Zweeds-Staatse wapenvereniging ter ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’.
    4 - De Hanzesteden Bremen en Hamburg wachtten een nadere resolutie van de Staten-Generaal in het Zweeds-Deense conflict niet af. In maart troffen zij met het stadsbestuur van Lübeck een regeling voor de afvaardiging van Johann Marquart (Lübeck), Hieronymus Frese (Hamburg) en Albert Beke (Bremen) naar Brömsebro (H.-D. Loose, Hamburg und Christian IV. von Dänemark während des Dreissigjährigen Krieges, p. 110-120).
    5 - De Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes maakte aanspraak op dezelfde financiële voorrechten als de Zweedse ambassadeur in Parijs. Voorlopig stelde de bankier Johan Hoeufft zich garant voor de uitbetaling van zijn halfjaarlijkse salaris van 1500 rijksdaalders uit de Frans-Zweedse subsidiekas (no. 6696, bijlagen 3-5 (dl. XV)).
    6 - Grotius was reeds in het bezit van een portret van koningin Christina (nos. 5263 (dl. XII) en 5612 (dl. XIII)). Vermoedelijk gaat het hier om een replica van het werk van de Zweedse hofschilder Jakob Henrik Elbfas († 1664). Een afbeelding van het origineel dat zich in het gymnasium van Strängnäs bevindt, is terug te vinden in Leiden University in the Seventeenth Century, Leiden 1975, p. 360.
    7 - De Zweedse rijksmaarschalk Jacob Pontusson De la Gardie, vader van graaf Magnus Gabriel De la Gardie, was trots op het land van zijn voorvaderen D'Escouperie de La Gardie (Languedoc) (no. 6467 (dl. XIV); SBL X, p. 606-609, en Dictionnaire de la Noblesse IV(8), kol. 966). Het transport van de schilderijen vertrouwde hij in februari 1644 toe aan de pas benoemde Zweedse koninklijke commissaris (nos. 6696 en 6715 (dl. XV)).
    8 - De Parijse drukker-uitgever Sébastien Cramoisy verzorgde de uitgave van Marc Duncan de Cerisantes' Ode ad eminentissimum cardinalem Julium Mazarinum, in serenissimae ... principis Christinae Suecorum, Gothorum et Vandalorum reginae effigiem ipsi donatam, Parijs 1645 (Parijs, Bibl. Nat., Yc. 139).
    9 - Zie nos. 7296-7297 (postscriptum) en no. 7305. De Parijse raadsheer Claude Sarrau oordeelde minder negatief over de dichtkunst van de Zweedse commissaris: ‘Monsieur le Cardinal Mazarin ayant demandé à Monsieur de Cerisantes le pourtraict de la Royne de Suede, il le lui envoia avec une ode latine de plus de cent vers. Elle a esté trouvée exquise, iudicieuse el elegante, encores que quelques raffinez y veuillent trouver à reprendre comme les belles choses sont plus enviées que les communes et mediocres’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 38-40).
    10 - Thermodon (rivier in het land der Amazonen) en Oreithyia (dochter van koning Erechtheus en bruid van Boreas) (W. Pape, Wörterbuch der griechischen Eigennamen, Braunschweig 18843, p. 497 en p. 1706, en Paulys Real-Encyclopädie II, V, kol. 2395-2397, en XVIII-1, kol. 951-958).
    11 - Koning Wladislas IV van Polen dacht aan de belangen van zijn zoon Zygmunt Kazimierz (1640-1647) en zijn aanstaande echtgenote Louise-Marie van Gonzaga.
    12 - De Poolse prins Jan Kazimierz, die op 23 september 1643 in de bedevaartsplaats Loreto was toegetreden tot de orde der jezuïeten, ontving de verheffing tot kardinaal op 28 mei 1646. Hij zag echter af van een priesterwijding. Twee jaar later deed de kardinaaldiaken afstand van zijn kerkelijke waardigheden en besteeg als koning Jan II de Poolse troon (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 29).
    13 - Paus Innocentius X had daags na zijn verkiezing (15 september 1644) de broer van kardinaal Jules Mazarin tot zich geroepen en hem in vertrouwen medegedeeld dat hij ‘door de electie tot het pausdom een nieuw man’ was geworden; vgl. nos. 7082, 7092, 7103 en 7172.
    14 - Hertog Maximiliaan I van Beieren verkende de mogelijkheden voor Frans-Beierse wapenstilstandsonderhandelingen (Doc. Boh. VII, p. 139 no. 405, en Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 81-83). Nadat zijn raadsheer dr. Johann Mändl was teruggekeerd van een vergeefse tocht naar het keizerlijke hof te Linz, stond zijn besluit vast: in het vroege voorjaar van 1645 verscheen zijn biechtvader Johann Vervaux S.J. in Parijs (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 271-275, en Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 83, p. 107-108 en p. 269).
    15 - Jean de Croï (Croy) († 1659), predikant te Béziers en professor aan de academie van Nîmes, verdedigde in zijn Sacrarum et historicarum in Novum Foedus observationum pars prior, in qua Dan. Heinsii Prolegomena in Exercitationes Sacras perpenduntur ..., Genève 1644, de eer van Théodore de Bèze (1519-1605) tegen de aanvallen van de Leidse hoogleraar Daniël Heinsius op het in calvinistische kring gezaghebbende Jesu Christi D.N. Novum Testamentum, Theodoro Beza interprete.
    16 - De woordenstrijd van de Leidse hoogleraar Claude Saumaise met zijn collega Daniël Heinsius over het bestaan van een ‘lingua Hellenistica’ (nos. 6743 en 6765 (dl. XV)). Op 9 februari 1644 hadden de curatoren van de Leidse universiteit de twee hoogleraren de verplichting opgelegd ‘dat se voortaen malcanderen niet meer en sullen attacqueren met eenige geschriften ofte boucken, directelick noch indirectelick’ (Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit II, p. 284).