eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    500

    7338. 1645 februari 27. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Oratio ab archiepiscopo Cantabrigiensi habita cum historica narratione eorum quae mortem eius praecesserunt, etiam hic fuerunt impressa,2 ut ante monui.3 De foedere cum Suedis quid dicam nescio;4 ego omnia hic fluctuare,5 nec Ordinibus Hollandiae inter se convenire, satis perspicio, nam etiam, quod mireris, privilegium Societati Indiae Orientalis datum et saepius prolongatum in septimanas et dies, iam tandem intercidit, et licet forte nova accessura sit prorogatio,6 tamen pessimi exempli res est non in tempore provisum. Quodsi ipsum cesset privilegium, quis non videt in commodum Hispanorum id cessurum? Et nostrates homines, unione semel rupta, commercia in India corrupturos?7

    Grata sunt quae de Cerisante scribis, neque tamen recte facit qui te tua pictura intervertit.8 Pauci iam poetae curant leges carminum, et saepe in eo peccatur, ut mirum non sit et eum in nominibus propriis9 aliquoties peccasse. Amstelodami lis est Vondelio cum aliis poetastris, et iam ad convitia et imprecationes res devenit,10 quae omnia non sine publico malo publice leguntur.

    501

    De rege Poloniae et fratre eius Casimiro quod scripseras nunc demum intelligo.11 Sed illud scire velim, annon et presbyteri possint voto absolvi et ad matrimonium admitti ob magnas rationes, quod si est parum sibi ista cautione prospexerit rex Poloniae. De Bavaro recte iudicas,12 sed solent aliquando tales vespertiliones poenas dare, siquando capita dissidentium suas componunt controversias.

    Croyus non tantum hunc libellum,13 sed et duodecim aut tredecim eius farinae in Heinsium editurus creditur, quibus si non multa utilia insperserit, aedepol magno conatu magnas nugas egerit. Filius Petrus Ultraiecto, quo cum Reigersbergio cognato profectus erat, redux cum magno gutturis dolore ex amygdalis inflammatis orto conflictatus est, cui et febris accessit,14 sed venae sectione semel in brachio atque iterum in lingua instituta, postquam aliquantum puris evomuit, resedit dolor atque ita ipse iam melius valere incipit. Putamus eum ex opera cognato Reigersbergio iuniori15 ex variolis decumbenti fideliter praestita, aliquid contagii attraxisse.

    Deus interea te, tuam tuosque omnes nobis diu servet incolumes,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXVII Februarii 1645.

     

    Nunc intelligo hodie (p)rorogatum in hanc septimanam Societatis Indicanae privilegium.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 20 st. D'Holl.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 8 Martii.

    En in dorso: 27 Febr. 1645 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 280. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7319, beantw. d. no. 7357.
    2 - Willem de Groot dankte zijn broer voor de toezending van een Franse beschrijving van de terechtstelling van William Laud (1573-10/20 januari 1645), aartsbisschop van Canterbury; vermoedelijk een exemplaar van de Gazette 1645, no. 20, ‘extraordinaire’, dd. 16 februari 1645: ‘Relation de la mort de l'archévesque de Cantorberi, avec sa harangue’; vgl. no. 7331, n. 16.
    3 - Zie no. 7325. Het betreft hier de pamfletten: ‘Des Aerts-bisschops van Cantelbergs Oratie ofte Lyck-predicatie ... Alles getrouwelick beschreven door John Hinde’, Amsterdam (Joost Broersz.); ‘Oratie, gedaen door den Aerts-Bisschop van Cantel-burg’, Rotterdam (Joh. Naeranus), en ‘Lijck-Sermoen van Willem Laud’, Leiden (W.C. van der Boxe) 1645 (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5155, 5156, 5156a, 5156b en 5157).
    4 - De Staten van Holland waren op 31 januari uiteengegaan. De vergadering werd op 15 februari hervat (Res. SH, dd. 15 februari 1645).
    5 - Rijkskanselier Axel Oxenstierna had de Statenleden tot eind februari de tijd gegeven voor nader beraad over het vraagstuk van de Staatse deelname aan de ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640). Het Staatse antwoord liet lang op zich wachten. In de tweede week van mei werd hem de generaliteits-resolutie, dd. 19 april 1645, eindelijk ter hand gesteld (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 165-169 en p. 177-189).
    6 - Het verzet van de gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande tegen de prolongatie van het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie (Res. SH, dd. 18 en 21-28 februari 1645, en Pieter van Dam. Beschryvinge van de Oostindische Compagnie I, deel I, p. 46-47 en p. 60-76).
    7 - De ‘Westindische’ factie in de Staten van Holland probeerde financiële en politieke munt te slaan uit de onzekerheden over het voortbestaan van het monopolie van de Oostindische Compagnie op de vaart beoosten Kaap de Goede Hoop en bewesten de Straat van Magalhães (Res. SH, dd. 28 februari en 1 en 3 maart 1645). Ondertussen kwam de expiratie van het octrooi met de dag naderbij; zie het postscriptum.
    8 - De Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes had een voor Grotius bestemd portret van koningin Christina aan kardinaal Jules Mazarin geschonken. Het bijzondere karakter van zijn gift onderstreepte hij in een Ode ad eminentissimum cardinalem Julium Mazarinum, in serenissimae ... principis Christinae Suecorum, Gothorum et Vandalorum reginae effigiem ipsi donatam, Parijs 1645.
    9 - De dichter zondigde tegen de regels van de prosodie, zoals in de eigennamen Thermodon en Oreithyia.
    10 - Amsterdamse poëtasters (rijmelaars) hekelden de ‘paapse’ gedichten van Joost van den Vondel (1587-1679); zie Briefw. P.C. Hooft III, p. 684-685 en p. 742-745, en het pamflet ‘Der Poëten Vegtschool bestaende in diversche Paepsche Rijmen, en hare Antwoorden. Soo van Engelandt, Schotlandt, het Croonen van den Paus, het onthalsen van den Bisschop van Cantelberch, als oock van het afbranden der Nieuwe-Kerck, en van het ghe- naemde Wonderwerck der Heylighe-Stede t'Amsterdam. Van het Heylighe Avondtmael Christi, en het teecken des afvals, en noch diversche andere’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5241).
    11 - Jan Kazimierz, halfbroer van koning Wladislas IV van Polen, was op 23 september 1643 in de bedevaartsplaats Loreto toegetreden tot de orde der jezuïeten. In november 1644 dong hij naar het scharlaken, maar op advies van paus Innocentius X nam hij geen overhaaste stappen en stuurde een koerier naar Warschau. De koning verleende zijn medewerking aan de promotie (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 191-193). Op 28 mei 1646 ontving de prins de verheffing tot kardinaal. Hij zag echter af van een priesterwijding. Twee jaar later deed de kardinaal-diaken afstand van zijn kerkelijke waardigheden en besteeg als koning Jan II de Poolse troon (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 29).
    12 - Hertog Maximiliaan I van Beieren fladderde listig tussen Wenen en Parijs.
    13 - Jean de Croï (Croy), predikant te Béziers en professor aan de academie van Nîmes, liet doorschemeren dat zijn Sacrarum et historicarum in Novum Foedus observationum pars prior, in qua Dan. Heinsii Prolegomena in Exercitationes Sacras perpenduntur ..., Genève 1644, slechts de opmaat was van een langere reeks kritische geschriften tegen Heinsius' Aristarchus Sacer, Leiden 1627, en Sacrarum Exercitationum ad Novum Testamentum libri XX ... Quibus Aristarchus Sacer ... emendatior nec paulo auctior indicesque ... accedunt, Leiden 3639 (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 471, en III, p. 2, p. 16 en p. 41). Een pars posterior, ingedeeld in ‘XXIII parties’, kwam echter niet tot stand.
    14 - Pieter de Groot was teruggekeerd van een ziekenbezoek (infra, n. 15). Misschien kreeg hij weer last van een oude kwaal; vgl. no. 5981 (dl. XIII).
    15 - ‘Reigersbergius’- vermoedelijk Jacob (* 1625), halfbroer van Pieter en Johan van Reigersberch - herstelde van de pokken (variola maior).