eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    101

    5612. 1642 februari 22. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Multum vereor ne ea consilia, quae contra meam voluntatem cepit, capit et capturus est Petrus,2 bonae conscientiae parum conveniant.3 Ego constituo Deo rem permittere neque me immiscere. Non amo autem quem inde concipio dolorem mihi refricari.

    De dissertatione super Origine gentium Americanarum,4 de poematis5 et Lucano6 quaeso memineris. Sed inter epigrammata mea velim omitti illud de reginae Suedicae imagine,7 ne belli potius concitor quam pacis suasor fuisse posteris credar. De omittendis aliis etiam nonnullis scripsi antehac.8 Quae res meas privatas spectent, vide, an curam edendi suscipere velit Veldius noster.9 Ut enim quae ibi sunt acta huc mittantur, nihil est opus. Miror Amstelodamensium severitatem in re Crelliana.10 Quomodo id placebit domino Episcopio?11 Quid post mortem Treselii12 de debitis constitutum sit, videbis ex charta quam mitto, quam ostendere poteris domino Utenbogardo.13

    Rex Lugduno it Narbonam. Caeterum nihil magni agitur. Papa aegrotet et an adhuc aegrotet incertum est.

    Vale bene cum matre et amicis,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    22 Februarii 1642.

     

    Anthologia,14 si spes ibi bene edendi non est, ad nos prima occasione redeat.

    Odiose hic exaggeratur supplicium capitale sumtum de duobus presbyteris catholicis in Anglia15 et contemtus reginae ad interdictionem usque exercendae religionis. Deinde displicet exemplum regiae auctoritatis conculcatae.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 933 App. no. 588. Antw. op no. 5598, beantw. d. no. 5629.
    2 - Grotius' tweede zoon Pieter de Groot besteedde in het vaderland meer tijd aan de liefde dan aan zijn studies.
    3 - De Epist. geeft: ‘convenient’.
    4 - BG no. 726; het werk verscheen in juli 1642 bij Blaeu in Amsterdam.
    5 - Een door de auteur bijgewerkte en vermeerderde herdruk van de poemata kwam niet tot stand (vgl. BG no. 1).
    6 - De nieuwe aantekeningen bij Lucanus zouden in 1643 door Blaeu worden uitgegeven (BG nos. 430 en 431).
    7 - Grotius had de tekst van dit gedicht op 6 juli 1641 aan zijn broer doorgegeven; zie no. 5263 (dl. XII).
    8 - Vgl. nos. 5303, 5324 en 5475 (dl. XII).
    9 - Grotius' voormalige dienaar Willem Cornelisz. van Velden was in 1625 in Den Haag in het huwelijk getreden met Elsje van Houwelinge. Na enige jaren te Delft het notarisambt te hebben uitgeoefend, besloot hij begin 1642 de getuigschriften te verwerven om toegelaten te worden tot de advocatuur (Den Haag, ARA, Hof van Holland, inv. no. 5929, f. 213, en inv. no. 5943, f. 88). Bij nader inzien werd de jonge advocaat niet ingeschakeld bij de uitgave van de Autentycque stucken, raeckende de saecke van den heer Hugo de Groot ... (BG no. 889).
    10 - Ongeveer 500 exemplaren van een Blaeu-uitgave van het werk van de socinianen Johannes Völkel-Johannes Crellius waren door de Amsterdamse autoriteiten in beslag genomen en vervolgens op 20 januari 1642 in het openbaar verbrand.
    11 - Simon Episcopius (1583-1643) was toentertijd de leidende figuur in de remonstrantse gemeente van Amsterdam (NNBW I, kol. 829-832; Biogr. Lexicon voor de Geschiedenis van het Ned. Protestantisme II, p. 191-195).
    12 - Daniël Tresel, koopman te Rouaan, was in november 1641 overleden, kort nadat hij failliet was gegaan.
    13 - De bijlage ontbreekt; wellicht is dit stuk geschreven om Johannes Wtenbogaert te informeren over Tresels beheer van het legaat van Daniël Tilenus.
    14 - BG no. 534; de uitgave kwam pas tot stand tussen 1795 en 1822.
    15 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 22 februari.