eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7357. 1645 maart 11. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Audio mortem christianam archiepiscopi multis conscientiam commovisse:2 οἱ δὲ ἄλλοι ἐπαυρώθησαν.3 De privilegio Indiae Asiaticae malim rem plane confectam quam dilatam.4 Nam res tales in incerto habere magnum est reipublicae et mercaturae malum. Qui leges carminum non curant et in nominibus Graecis non observant ea quae Graeci omnes observarunt, hic certe ridentur.5 Apud vos autem si qui sunt tales ei probant non omnia mentiturum qui etiam in Batavica poesi Vondelium multis aliis praefert.6 Quod ad matrimonia attinet monachorum, votis solutorum, qui facti sint coniuges,7 exempla habemus duo in Polonia et in Aragonia.8 De presbyteris videtur quidem facilius id procedere, quia voto expresso obligati non sunt, sed canone idque solius ec-

    536

    clesiae occidentalis.9 Attamen non vidi exempla, et ideo qui cardinales fiunt et de matrimonio cogitationem non plane abiiciunt, solent manere in subdiaconatu aut diaconatu.

    Bavarus valde est vafer: alii nutat, alii nictat.10 Videtur ex hoc bello sine damno abiturus. Croii insignis est in Heinsium asperitas, in quo creditur Croius magis Salmasio placere voluisse quam Bezae inferias mittere.11 Dominus Petavius, qui et ipse a Croio tractatur indigne,12 negat se responsurum, ideo quod ex actis synodorum partis Calvini didicerit eis contra quos scribitur augeri annua.13 Petrum corpore melius valere gaudeo, utinam et mente, ne ei dicatur:14

    σὺ δ᾽ὦ τὸ λαμπρὸν ϕέγγος ἐνσβεννὺς γένους, ϕλυαρει̂ς ἀρίστου πατρὸς Ἑλλήνων γεγὼς.

    Trevilla, vir magnanimus ex praetorianis centurionibus,15 in Bastiliae carcerem datus est, ideo quod pittacium quoddam reginae, quod cancellarius sigillo munire ob clausulas quasdam insolitas abnuebat, coram ipso in ignem iecerit. A Neapoli magnus equitum, aliquis etiam peditum numerus it in Hispaniam. Turca Melitae terrorem iniicit. Eunt illuc omnes qui nomen habent equitum Melitensium, sed et Veneti pro Creta solliciti naves augent et instruunt. Galli Monasterii qui sunt in eloquendis pacis conditionibus nos-

    537

    tros praevenere, cum convenisset differendum donec alia quaedam insignia Imperii membra istuc advenissent.16

    Deus te cum uxore et liberis servet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 11 Martii 1645.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Guilielmo Grotio, iurisconsulto.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 745 no. 1740. Antw. op no. 7338, beantw. d. no. 7377.
    2 - De laatste woorden van William Laud (1573-10/20 januari 1645), aartsbisschop van Canterbury (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5155, 5156, 5156a, 5156b en 5157, en Ch. Carlton, Archbishop William Laud, Londen-New York 1987, p. 225-226). Enkele cynici trokken hun voordeel uit het ooggetuigenverslag in de ‘Oratie, gedaen door den Aerts-Bisschop van Cantel-burg’, Rotterdam (Joh. Naeranus) 1645; zie no. 7325.
    3 - Vgl. Homerus, Ilias 1, 410.
    4 - Het verzet tegen de prolongatie van het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie (Pieter van Dam. Beschryvinge van de Oostindische Compagnie I, deel I, p. 46-47 en p. 60-76). Op 4 maart namen de gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande de beslissing om het octrooi ‘impetrabel en open voor een ieder’ te verklaren; vgl. het pamflet ‘Extract uyt het Register der Resolutien van de ... Staten Generaal der Vereenighde Nederlanden. Sabbathij den 4den Martii, 1645’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5222).
    5 - Grotius' kritiek op de dichtkunst van de Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes. Zijn Parijse vrienden hadden in de Ode ad eminentissimum cardinalem Julium Mazarinum, in serenissimae ... principis Christinae Suecorum, Gothorum et Vandalorum reginae effigiem ipsi donatam, Parijs 1645, drie opmerkelijke fouten tegen de regels van de prosodie ontdekt.
    6 - De Amsterdamse poëtasters (rijmelaars) richtten hun gifpijlen op de ‘paapse’ gedichten van Joost van den Vondel; zie het pamflet ‘Der Poëten Vegtschool bestaende in diversche Paepsche Rijmen, en hare Antwoorden. Soo van Engelandt, Schotlandt, het Croonen van den Paus, het onthalsen van den Bisschop van Cantelberch, als oock van het afbranden der Nieuwe-Kerck, en van het ghenaemde Wonderwerck der Heylighe-Stede t'Amsterdam. Van het Heylighe Avondtmael Christi, en het teecken des afvals, en noch diversche andere’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5241).
    7 - De Poolse prins Jan Kazimierz ontving op 28 mei 1646 de verheffing tot kardinaal. Hij zag echter af van een priesterwijding. Twee jaar later deed de kardinaal-diaken afstand van zijn kerkelijke waardigheden en besteeg als koning Jan II de Poolse troon.
    8 - Vermoedelijk Kazimierz I ‘Restaurator’, koning van Polen 1041-1058 (Europäische Stammtafeln, Neue Folge II, Tafel 120). Het tweede voorbeeld betreft Ramiro II ‘el Monje’ († 1157), koning van Aragon 1134-1137 (Diccionario de Historia de España III, p. 393-394).
    9 - Decr. Gratiani, distinctio 27, c. 8 (canones 7 en 21 van het Concilium Lateranense I (1123)).
    10 - Vgl. Plautus, Asinaria 784. Hertog Maximiliaan I van Beieren laveerde listig tussen Wenen en Parijs.
    11 - Jean de Croï (Croy), predikant te Béziers en professor aan de academie van Nîmes, had in zijn Sacrarum et historicarum in Novum Foedus observationum pars prior, in qua Dan. Heinsii Prolegomena in Exercitationes Sacras perpenduntur ..., Genève 1644, de aanvallen van de Leidse hoogleraar op Beza's Jesu Christi D.N. Novum Testamentum, sive foedus, Graece et Latine gepareerd met een hervatting van de discussie over het bestaan van een ‘lingua Hellenistica’. In het vuur van zijn betoog schonk hij zo veel eer aan Heinsius' opponent Claude Saumaise dat de ster van Théodore de Bèze wel moest verbleken; vgl. Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 357, p. 464; III, p. 41-43, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 323-324.
    12 - De predikant (supra, n. 11) had nog een rekening te vereffenen met de geleerde jezuïet Denis Petau (1583-1652); zie no. 1750 (dl.V), en C. de Waard, Correspondance du P. Marin Mersenne XIII, p. 319-320.
    13 - Men moest van goeden huize komen om Petau's Theologica Dogmata, Parijs 1643-1644, te weerleggen (Sommervogel, Bibliothèque de la Compagnie de Jésus VI, kol. 588-616). De XXVIIIste nationale synode te Charenton had haar hoop gevestigd op David Blondel (1590-1655), predikant te Houdan, ‘professeur honoraire’ te Parijs, en naderhand hoogleraar aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam (DBF VI, kol. 698-699; NNBW VII, kol. 143-144). Het toegekende jaargeld bedroeg 1000 francs (Actes ecclesiastiques et civils de tous les synodes nationaux, ed. J. Aymon, II, p. 692-693).
    14 - De Haagse advocaat mr. Pieter de Groot begeerde een plaats op de Hollandse regentenkussens. Grotius veroordeelde de minachting van zijn zoon voor de dagelijkse rechtspraktijk en wierp hem voor: ‘O, jij, dovend het stralend licht van je geslacht, je kletst, terwijl je geboren bent uit de beste vader der Grieken’. Vgl. Plutarchus, Moralia 34D en 72E (A. Nauck, Tragicorum Graecorum fragmenta, Leipzig 1889, p. 840, adesp. 9).
    15 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 11 maart 1645.
    16 - De Zweedse opwinding over de ‘propositio Ia’, dd. 24 februari 1645. In werkelijkheid ging het hier om een nieuwe redactie van de propositie die de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini op 4 december 1644 ter hand hadden gesteld (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 358-360).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]