eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    559

    7369. 1645 maart 18. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    In editione nostra venimus iam ad illud tanti strepitus caput IX ad Romanos.2 Non3 spero me multis locis lucem allaturum.4 Miror quo consilio minores istae nationes rem Societatis Asiaticae velint perturbare5 et quod Hollandiae civitates non videant nunc vel maxime sibi concordia opus esse.6 Multi rem Hispani promovent, cum minime tamen id sibi propositum habeant. Voetius suo agit more.7 Cuius ille nos accusat, eius rei Calvinum accusavit Sturmius.8 Non attrahemus ad Christum iudaeos conando ea evertere quae satis sunt perspicua ratione utentibus. Cloppenburgium itidem audio multum contra me declamare.9 Caetera quae apud vos aguntur cognoscere speciatim avebo. Cornelius noster Venetiis manet contra voluntatem nostram.10 Didericus an a landgravia redierit, nescio.11 Nos satis commode valemus.

    560

    Deus te cum uxore et liberis servet. Regina alibi opera mea vult uti, itaque discessum hinc paro.12 Te, tuam et tuos Deo commendo,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 18 Martii 1645.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Guilielmo Grotio, iurisconsulto.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 746 no. 1745. Antw. op no. 7350, beantw. d. no. 7388.
    2 - De theologen van de Sorbonne hadden reeds inzage gekregen in de drukproeven van Grotius' aantekeningen op de Acta Apostolorum; vgl. de brief van de Parijse raadsheer Claude Sarrau aan André Rivet, dd. 24 februari 1645: ‘L'Imprimeur continue l'edition des Annotations de Mr. Grotius sur le reste du Nouveau Testament. II y en a 50 feuilles de tirées qui se portent droict chés l'aucteur comme si c'estoit pour son compte. C'est là que les Theologiens trouveront à censurer. J'apprens que quelques uns qui en ont veu des feuilles en parlent ainsi. Il presse fort les ouvriers qui en font 9 et 10 feuillets [à la] semaine. Ce sera un ouvrage de 300 feuilles’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 55).
    3 - ‘Non’; lees wellicht: ‘Nam’ of ‘Nunc’.
    4 - Tomus secundus van Grotius' Annotationes in Novum Testamentum verscheen in 1646 op rekening van de auteur ‘apud viduam Gulielmi Pelé, via Jacobaea sub signo Crucis Aureae’ (BG no. 1138). Het derde deel (pars tertia ac ultima) werd in 1650 uitgebracht, eveneens te Parijs, maar nu bij de weduwe Théodore Pépingué en Etienne Maucroy (BG no. 1141).
    5 - Op 4 maart hadden de gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie ‘impetrabel en open voor een ieder’ verklaard.
    6 - De ‘Westindische’ factie in de Staten van Holland probeerde financiële en politieke munt te slaan uit de onzekerheden over het voortbestaan van het monopolie van de Oostindische Compagnie op de vaart beoosten Kaap de Goede Hoop en bewesten de Straat van Magalhães.
    7 - De Utrechtse theoloog Gijsbert Voet had in een preek gesproken over ‘Grotius iudaizans’ (no. 7350).
    8 - Johannes Sturm (1507-1589), professor aan het gymnasium van Straatsburg. Misschien moet hier ‘Hunnius’ gelezen worden: de lutheraan Aegidius Hunnius (1550-1603), hoogleraar in de theologie te Marburg en sinds 1592 te Wittenberg, publiceerde in 1593 zijn Calvinus Iudaizans (no. 1502 (dl. IV), en NDBX, p. 67-68).
    9 - De kritiek van de Franeker hoogleraar Johannes Cloppenburch op het gebruik van ‘fabula’ ter aanduiding van een bijbelse gelijkenis (parabola); zie nos. 7352 en 7368.
    10 - Het Venetiaanse avontuur van Grotius' oudste zoon Cornelis. Zijn naam kwam niet voor op de lijst van vrijwilligers die in dienst van de Serenissima het Turkse gevaar wilden keren; vgl. ‘Brieven van den Consul Sonnevelt’, in Kronijk HG 17(1861), p. 428.
    11 - De missie van de Frans-Weimarse ‘aide de camp’ Dirk de Groot naar het hof van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel (no. 7342). Een bericht over zijn terugkeer in de kwartieren van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, was nog niet binnengekomen.
    12 - Koningin Christina van Zweden had Grotius in brieven van 30 december 1644/9 januari 1645 (no. 7242) opgedragen om zich ‘ad loca nobis propinquiora’ te begeven (no. 7366).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]