eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    592

    7388. 1645 maart 27. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Libenter intelligo bene procedere ea quae in Epistolas apostolorum annotasti; debent enim ea absolvi.2 De Anthologia Isaacus Vossius, dum hic esset,3 egit negans tales characteres esse Blavio, imprimis Graecos, quibus id opus in quarto commode edi possit,4 itaque cum bona venia tua se proponere, an non praestet editionem fieri in octavo aut in quarto cum columnis, qua forma libenter omnia tua opera imprimeret.5 Ait missa ad te specimina atque ita tuum expectari responsum.6

    De Societate Indica bene iudicas.7 Ordines Generales cum iam scribunt, non amplius curatores Societatis,8 sed subditos in India commercia exercentes nominant, inusitato more, cum et aliae societates sine privelegio curatores suos habere soleant. Voetius satis quod agat habet,9 quippe qui canonicorum Traiectensium bona sibi suisque affectet, qua in re multos repperit contradictores,10 qui etiam sua cogitata publico non invident. In Anglia controversiae de parvis coetibus eorumque ab aliis et maioribus independentia,11 sic loqui amant, gliscunt in dies, quae disputatio in una Angliae urbe non magna sexagin-

    593

    ta coetus prot[r]udit, ut mihi a fide dignis relatum est.12 Vidi ego, viderunt et alii, lithurgiam Anglicanam anni 1574 Belgice versam et a Nerano Roterodami impressam,13 et nemo est qui eos ritus tanto bello occasionem dedisse credat, nisi alia latuerit causa.

    Quod de tuo e Gallia discessu scribis,14 id vero nos imprimis angit. Scribunt enim e Gallia15 et hic loquuntur inimici tanquam omnis tua apud Suecos auctoritas eviluerit. Aliqui dicunt litteris quas tibi tradidit Cerizantus circumdatum fuisse operculum hoc titulo: Discreditorium Grotii.16 Alii simpliciter te revocatum, nec alias partes tibi assignatas aut assignandas.17 Ego in regnorum negotiis nolo esse curiosus, caeterum hoc unice rogo, ut quamprimum licebit transcribas, qua in parte regina opera tua uti velit, ut malignis hominibus os obturare possimus. Tum vero si res ferat, ut per has provincias iter in Germaniam aut Suediam velis sumere, ut alloquio tuo frui possimus.

    Vale, frater optime, et cum uxore et liberis salve. Deus tibi largiatur quae in rem tuam et publicam novit conducere,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXVII Martii 1645.

     

    Salutant vos Daetselarius cum uxore,18 quos ego Gorichemi, quo iussu principis profectus fui,19 hac praeterita septimana compellavi.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 13 [= 5] April 1645.

    En in dorso: 27 Martii 1645 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Leiden, UB, Pap. 3. Eigenh. oorspr. Gedrukt in De Navorscher 53(1903), p. 542-543. Antw. op no. 7369, beantw. d. no. 7407.
    2 - De Parijse raadsheer Claude Sarrau was dezelfde mening toegedaan: ‘J'apprehende pour l'edition de ce qu'il a sur la presse, qu'il seroit fascheux de laisser imparfait’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 77, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 417). Tomus secundus van Grotius' Annotationes in Novum Testamentum verscheen in 1646 op rekening van de auteur ‘apud viduam Gulielmi Pelé, via Jacobaea sub signo Crucis Aureae’ (BG no. 1138). Het derde deel (pars tertia ac ultima) werd in 1650 uitgebracht, eveneens te Parijs, maar nu bij de weduwe Théodore Pépingué en Etienne Maucroy (BG no. 1141).
    3 - Isaac Vossius bracht waarschijnlijk een bezoek aan de Haagse raadsheer George Rataller Doubleth (1600-1655) (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 106).
    4 - De Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu had zijn toezegging om Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534) uit te geven in de ‘grecs du roi’ weer ingetrokken; vgl. no. 7316.
    5 - Het voorstel voldeed niet aan de verwachtingen van de auteur; zie no. 7415.
    6 - De uitgave kwam na Grotius' overlijden stil te liggen. De draad werd in de achttiende eeuw opgepakt door Jeronimo de Bosch (1740-1811) in zijn editie Anthologia Graeca cum versione Latina Hugonis Grotii edita, 5 delen in quarto, Utrecht 1795-1822 (BG no. 534); zie F.F. Blok, Isaac Vossius en zijn kring, p. 226-233.
    7 - Grotius' kritiek op het besluit van de gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande, dd. 4 maart 1645, om het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie ‘impetrabel en open voor een ieder’ te verklaren.
    8 - In afwachting van een definitieve beslissing over de toekomst van de Compagnie hielden de Staten-Generaal de schijn van neutraliteit in stand; zelfs het woord ‘bewindhebber’ durfden zij niet langer in de mond te nemen.
    9 - De Utrechtse theoloog Gijsbert Voet had in een preek gesproken over ‘Grotius iudaizans’ (no. 7350).
    10 - Utrecht was het enige gewest waar de geestelijke goederen niet aan de staat waren gekomen (Fruin-Colenbrander, Geschiedenis der Staatsinstellingen, p. 244-247; Fockema Andreae, De Nederlandse Staat onder de Republiek, p. 55-58). De geëligeerden (de afgevaardigden van de kapittels) in de Staten van Utrecht konden zich uiteraard niet verenigen met de strekking van Voetius' preek ‘rakende het wegh nemen van de canonisien ende der selver in-komsten’ en verzochten de Utrechtse stadsbestuurders hun predikanten het zwijgen op te leggen (A.C. Duker, Gisbertus Voetius II, p. 294-302, en Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5580).
    11 - Het verzet van de independenten en andere afgescheidenen tegen de kerkorde die de presbyterianen wilden invoeren krachtens de ‘ordinance for the taking away the Book of Common-Prayer, and establishing and putting in execution the Directory for the public Worship of God’, dd. 3/13 januari 1645 (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 312-313 en kol. 322).
    12 - De leden van de Staatse delegatie in Engeland signaleerden de opkomst van de vreemdste sekten: ‘noch onlangs één, genaemt Anti-gospelers, tegen het Evangelium, als de Antinomianen tegens de wett’ (Briefw. C. Huygens IV, p. 131-132).
    13 - De uitgave van De Engelsche Liturgie: dat is, den Gemeynen Kerckendienst van Engelandt ... Getrouwelijck vertaalt, nae het Engelsch ende Latijns exemplaer ... in den jare 1574 ende 1575 gedruckt, ende tegen de laetst-gedruckte exemplaren ... oversien, Rotterdam (Joh. Naeranus) 1645.
    14 - Koningin Christina van Zweden had haar ambassadeur te Parijs opgedragen om zich ‘ad loca nobis propinquiora’ te begeven; zie nos. 7242 en 7366.
    15 - De Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes had het postpakket met de brieven van koningin Christina op 15 maart 1645 in ontvangst genomen. Het nieuws van zijn bevordering tot ordinaris resident maakte hij spoorslags bekend aan kardinaal Jules Mazarin; zie no. 7389.
    16 - Een zoon van Louis de Geer bevond zich aan boord van het schip met de Stockholmse poststukken. Bij aankomst in de haven van Amsterdam (nos. 7349 en 7351) kan een van zijn bedienden het geheim van het opschrift ‘Discreditorium Grotii’ hebben verklapt.
    17 - De Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona volgde de Haagse discussies over Grotius' terugroeping op eerbiedige afstand; vgl. no. 7389.
    18 - Adriaan Matthijsz. van Daetselaer, koopman in garen en band te Gorinchem, en zijn echtgenote Johanna van Erp. Hun huis was op 22 maart 1621 Grotius' eerste vluchtadres na zijn ontsnapping uit het slot Loevestein (N. van der Blom, ‘Een weeuw van eeuwen her en een wat jonger susterken: bespiegelingen rond de Groots kist’, in Rotterdams Jaarboekje 1988, p. 163-175). Grotius' geschenk, een gedenkraam in hun woning aan de achterzijde van de Markt (no. 1216 (dl. III)), is in 1843 overgebracht naar het Burgerkinderweeshuis (huize Matthijs-Marijke) van Gorinchem; vgl. van der Aa, Biographisch Woordenboek (fo) II, p. 1-2, abusievelijk onder de naam Abraham van Daatselaar.
    19 - De Haagse advocaat Willem de Groot bracht in opdracht van Frederik Hendrik wederom een bezoek aan Gorinchem. Vermoedelijk hielden zijn reizen verband met een onderzoek naar de rechten van het huis van Oranje-Nassau op het vrije graafschap Leerdam (nos. 7312 en 7330).