600
Coppie du testament de feu monsieur Grotius
Je, Hugo de Groot,2 sçachant que nous sommes nez pour passer en une meilleure vie, desire de finir celle-cy dans la religion chrestienne, comme je l'ay expliquée dans mes livres3 conformement à la Saincte Escriture et aux docteurs anciennement appreuvez par l'eglise, priant Dieu qu'il veuille reunir les chrestiens en une eglise sous une reformation saincte. Et pour disposer de mes biens, cognoissant la grande fidelité et sage conduite et affection envers nos enfans de madame Marie Reigersberg, ma tres chere compagne, je prie Dieu de la recompenser du bien qu'elle m'a faict, et l'institue heritiere universelle de tous mes biens presens et futurs de quelle nature et en quelle lieu ils soyent,4 et desire qu'elle donne à nos enfans à leur mariage5 ou autrement ce qu'elle jugera estre raisonnable.6 Et sy quelqu'un de nos enfans ne se contente de cette mienne disposition, je l'institue heritier seulement dans sa [portion] legitime, luy imputant tout ce que selon les loix et coustumes luy peut estre imputé.
Faict à Paris, le 27 jour du mois de Mars l'année de nostre Sauveur 1645, signé de ma main et scellé du cachet de mes armes,
Hugo de Groot.
Maar terwijl de heer De Groot de plichtpleging verrichtte van zijn afscheid te nemen aan 't hof7 en van zijne vrinden te Parijs, bestelde hij ook zijne bijzondere zaken, en vond vooral goet, eer hij zich op reis begaf, zijnen uitersten wil te beschrijven, dien hij met zijn eigene hand opstelde en dien wij om zijn aanmerkelijken inhout, terwijl hij ook kort en beknopt is,8 goetvinden hier te laten volgen:
601
Ik, Hugo de Groot, wetende dat wij zijn gebooren om over te gaan tot een beter leven, wensche dit tegenwoordige te eindigen in den christelijken godsdienst, gelijk ik denzelven heb uitgelegt in mijne boeken, overeenkomende met de Heilige Schriftuur en de leeraars bij de kerk goetgekeurt, God biddende dat hij de christenen wil vereenigen tot eene kerk onder een heilige reformatie. En om te disponeren van mijne goederen, erkennende de groote trouw, wijze bestieringe en liefde voor onze kinderen van vrouwe Maria Reigersbergen, mijne zeer lieve egtgenoote, zoo bid ik Godt dat hij haar vergelde het goet dat zij mij bewezen heeft, en stelle dezelve tot mijne universele erfgename van alle mijne goederen, tegenwoordige en toekomende, van hoedanige natuur en plaatse die zouden mogen zijn, en begere dat zij aan onze kinderen bij hun huwelijk of anderszins uitkeere 'tgeen zij zal redelijk oordelen. En indien een van mijne kinderen niet mochte vergenoegt zijn met deze mijne dispositie, zoo stel ik dien tot erfgenaam alleenlijk in zijn legitime portie, hem toerekenende al hetgene hem naar de wetten en costuimen kan toegerekent worden.
Gedaan te Parijs, den 27 van Maart in 't jaar van onzen Zaligmaker 1645, getekent met mijn hand en gezegelt met het signet van mijn wapen,
H. de Groot.