eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1132 en 1149. 1627 februari 14. Van J. Wtenbogaert.1

    Mijnheer,

    Uwer E. leste aen mij sijn geweest van 14 Januari; die van 23 over zee gister ontfanghen, de uwe van den 30en wierdt mij gesonden gisteravont,2 sijnde soe ick sat in grote smerte ende ongesteltheyt door den overval van catharhe, gecauseert door veranderinge van locht, tractement, insitten, melancholye etc. Vandaege purgere ick ende ben heel in de vijsel,3 onbequaem om yet te schrijven; can echter niet laeten een letterken off 2 te senden, inderhaest, naedemael uE. swager4 mij liet weten dat het heden om halff thien most gereet sijn.

    Dewijl de uwe spreeckt van 't affslaen van Louvesteyn ende van mijn request, merck ick dat uE. de mijne van 21 December, 2 Januari ende 12 heeft ontfanghen, tenware uE. die tijdinge van anderen hadde. Evenwel heb ick uE. op geseyde datums geschreven. Sedert heb ick uE. noch geschreven den 8en deser te lande ende den 12en te water5 met de Apologie6 ende daerin alles wat tot hier toe is gepasseert, eyndende met het stuck van Utrecht, dat noch niet en is affgedaen. Sijn Excellentie verstaet dat hem toecompt dat stuck te ver-

    307

    effenen als raeckende niet de Gener[aliteyt], aen dewelcke de vroetschap haer addresseert; ende verwacht bescheyt off de vroetschap 't stuck in sijn handen wil stellen off niet. Hierop zijn de gedep[uteerde]n van 't Hoff vertogen.7

    Ick was eergister in breede communicatie met de s[ieu]r Beaum[ont],8 biddende dat hij mij rondelick wilde seggen wat hij docht tot 't humeur van C[ousijn].9 Daer quam niet anders uyt dan dat hij wonderlick scrupuleus was. Dit blijckt aen alle sijne actiën. Ick heb uE. geadviseert dat hij gaern had een voorslach tot accommodatie, om parthije in 't ongelijck te stellen; dan soude hij voortgaen. Dit staet noch soo; ick weet die accommodatie niet te vinden. Middelertijdt geschiet overall grote conniventie.

    Utgenomen dat tot Utrecht is 't overall stil. In Den Briel gaen de vergaderinge voort ende in L.10 wordt op 't voorgaende gheen vervolch gedaen. De vergaderingen worden overall soo groot tot Rott[erdam], dat alle de plaetschen te cleyn zijn, men moet op grotere dencken. T'Alckmaer mede, plaetschen, capabel tot 500 menschen, sijn te cleyn. Ten plattenlande insgelijck. Men is besich om den officier van der Goude11 den voet te lichten; geschiet dat ende een moderaet man, soo 't loopt, in de plaets komt, soo meynt men den kerck daer boven te sijn. De predic[anten] hier sijn wederom tseffens wesen heftich claghen over de grote vergaderingen hier. Den officier12 ende substituyt is nieuwe belastinge gedaen, maer 't werdt niet geacht, doch men gaet modest. Men raedt, jae perst mij in alle manieren mijn request te hervatten metten eersten, om vele reden. Beaum[ont] seyde mij dattet ongelooffelick is, hoe eenige daermede becommert ende beladen zijn. Sij sweten - seydt hij - als sij daerop dencken. Ick weet oock van elders dat Duyck13 berst van spijt, hebbende hem laten in colere ontvallen dat men d'advocaten die de consultatie geteeckent hebben behoorde bij de kop te vatten. Quanta impotentia animi! Dan d'advocaten sijn weynich daerin becommert. [Den] graeff van Culenb[org]14 wil copie hebben, die hem gesonden is. Ende ick ben besich om meer andre te doen teeckenen, oock in andre provinciën. De kercken in 'tgemeyn schijnen oock generale request te willen praesenteren tot vrijheyt desen dachvaert, die aengaet [den] 23en.15 C[ousijn] sal seggen dat men 't all over hem haelt, maer de luyden worden impatiënt.

    Dit is de stant der saecken. UE. can nu selven oordeelen. Ick ben niet weynich over uE. becommert. Sprack oock met B[eaumon]t van uE., hem vragende wat hij dacht, ende dat ick vreesde dat wij uE. verliesen souden, soo uE. quame een ander domicilie aen te nemen. Hij seyde dat dat ten hoochsten te beclaegen ware, maer dat hij niet en sach dat uE. daer well soude zijn mits de verandelickheyt tot 't hoff ende van de natie.

    Ick hoope uE. broeder te sien, oock Reygersb[erch].16 Heb van de voorslagh van A. - ick weet niet off het is Duyck off Luyck - niet gehoort; wil alles gaeren ten besten helpen

    308

    overleggen ende mijn gering advis mededeylen metten eersten.17 Wij verwachten mettertijdt wat desen nieuwen magistraet te duycken geven sal.

    Ick danck uE. seer dienstlick van de tijdingen. Vale,

    t[uus],
    Grat[ianus].

    14 Februari 1627.

    Adres: Aen mijnheer/mijnheer Hugo de Groot tot Paris.

    In dorso schreef Grotius: 14 Febr. Utenb.

    Notes



    1 - Hs. Rotterdam, GB, RK, ongecat., eigenh. oorspr. Gedeeltelijk gedrukt in nos. 1132 en 1149 (dl. III), op basis van Rogge, Brieven Wtenbogaert III, 4, p. 323-324.
    2 - Deze brieven ontbreken.
    3 - ‘in de vijsel zijn’, onder doktershanden zijn (WNT XXI, kol. 655-656).
    4 - Nicolaes van Reigersberch.
    5 - Alleen de brief van 2 januari 1627 is overgeleverd; zie de voorgaande brief in dit supplementdeel (no. 1117).
    6 - Apologie ou sont deduites les raisons des Eglises reformées de France, qui se sont jointes aux armes du serenissime roy de la Grande Bretagne 1627 (Leiden UB, Sem. rem. 5240: 21). Vgl. no. 1139 (dl. III) en Rogge, Brieven Wtenbogaert III, 1, p. 121.
    7 - In Utrecht raakten stadsbestuur en Hof met elkaar in conflict toen de goudsmid Abraham Alinck bij het Hof in beroep ging tegen een veroordeling vanwege deelname aan een remonstrantse dienst. Zie no. 1130 (dl. III); Rogge, Brieven Wtenbogaert III, 1, p. 130-134 en volgende brieven.
    8 - Simon van Beaumont.
    9 - ‘Neef’, Frederik Hendrik.
    10 - Wordt L[eiden] bedoeld? De lezing van de hoofdletter is onzeker.
    11 - Anthonis Cloots, van 1620 tot 1633 baljuw te Gouda (no. 1204 (dl. III)).
    12 - Quintijn de Veer.
    13 - Anthonie Duyck, raadpensionaris van de Staten van Holland. Zie voor deze passage over Wtenbogaerts rekest ook Rogge, Brieven Wtenbogaert III, I, p. 156-157, Wtenbogaert aan Jacob Le Petit, 14 februari 1627.
    14 - Floris II van Pallandt, graaf van Culemborg. Deze opmerking over de graaf staat in de kantlijn.
    15 - De zitting van 25 februari tot 3 april 1627 van de Hollandse Staten.
    16 - Willem de Groot en Nicolaes van Reigersberch.
    17 - Wtenbogaert associeerde ‘de voorslagh van Luyck’ ten onrechte met raadpensionaris Duyck. Zoals uit Grotius' briefwisseling met Reigersberch blijkt, gaat het hier om een aanbod van Georg Johann Kütner (Khütner, Kitner, Ketenaer), van 1622 tot 1632 resident van de hertog van Beieren te Parijs. Grotius werd verzocht in dienst te treden van Maximiliaan I van Beieren of diens broer Ferdinand, aartsbisschop van Keulen. In zijn standplaats ‘Luyck’ zou hij zich aan de studie mogen wijden om alleen desgevraagd ‘op de occurrentie van tijden’ advies uit te brengen, ‘blijvende ongemolesteert’ in zaken die de godsdienst betroffen. Zie nos. 1125 en 1137 (dl. III) en no. 6660 (dl. XV).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]