eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    254

    1232. 1628 [februari] 28. Aan N. van Reigersberch1

    Mon frère,

    Naedat ick gisteren over Brabant had geschreven2, heb ick gesproocken monsieur de la Villauclercq3, secrétaire d'estat, die hier is ten dienste van de reine mère4. Hij seide mij 't selve, dat monsieur de Haies5; 't comt daerop uit, dat sij meenen, dat hij6 met Sp[aigne] sal handelen. Ick segh, dat daertoe geene affectie en is, maer dat de finantiën (soo) sijn gestelt, dat nootelijck ons sal moeten meer assistentie gedaen werden off geprocureert een goedt accoord, (want) dat het anders in cortten tijdt een quaed eind sal nemen ende dat prins Mauris sulcx wel voorsien heeft, maer niet connen beteren. Dit segh ick om bestwil. Sal mij garen reguleren nae de ordre, die ick sal ontfangen. Maer voor mij vinde 't eenemael noodigh, dat hier wat apprehensie gegeven werde van handeling sonder haer; ende achte niet goedt, dat Langeracq7 altijdt soo spreect tegens de trefves. Men bedrieght hemselve ende de geallieerden, tensij ick mij abusere in de kennisse van de beurs.

    28 Jan.8 1628.

    Adres: Mijnheer Mijnheer de Raedsheer Reigersberg.

    In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot, den 28 Ianu. 1628 tot Paris.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK., H10a. Eigenh. oorspr.
    2 - No. 1231.
    3 - Zie no. 1216, p. 228 n. 11. Hier is ongetwijfeld niet de vader, doch de zoon bedoeld. Grotius duidt nl. de vader bijna steeds met de naam Lomenie aan; vgl. echter no. 1094.
    4 - Maria de Medici.
    5 - Zie no. 1200, p. 203 n. 4.
    6 - Frederik Hendrik; vgl. no. 1231.
    7 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak.
    8 - Daar de inhoud van de brief goed aansluit bij no. 1231, neem ik aan, dat Grotius zich in de datering vergist heeft en februari bedoelt.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]