eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1407. 1629 juni 16. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Uyt den uwen van den IIe Junij nevens veele advysen, waervan ick uE. ten hoochste bedancke, ontfang ick de tijding, dat uE. de mijne, dye op dye tijdt uE. hadde behooren behandight geweest te zijn, niet en is geworden. Ick had ten selven tijde aen mijn broeder de Groot2 geschreven ende dye bryeff gesonden onder 't pacquet van den heer van Langerac3, maer dye aen uE. had ick ronduyt gesonden aen uE. ende was daerin een brieff aen Sijn Extie4, waervan ick uE. de copye sende. Ick had daerbij aen uE. geschreven, dat ick twijffelde, off ick aen Sijn Extie over het uytgeven van 't belegh van Grol5 behoorde te schrijven, eerst omdat ick niet wel en can flatteren, ten tweede omdat mij niet veel oorsaeck en wordt gegeven om voor 's lands eer te sorgen, ten derde omdat dye arbeyd te cleyn is, dan dat men daer veel wercx van soude behooren te maecken. Daerbij waeren de tijdingen van den tijdt, indyen de personen, dye mij soo veel quaeds gedaen hebben, dit daerbij hebben gevoecht, dat sij desen brieff hebben geintercipiert; ick magh wel lijden, dat sij haer daer vroolijck mede maecken. Men sal voortaen brieven over Brabant connen bestellen; maer om cort ende seecker te gaen most yemant te Antwerpen zijn, dye deselve waernaem.

    Nopende Orangie: den heer van Valckenburgh6 heeft een brieff geschreven aen Euskercke7, dye mij door Hottoman8 getoont is, waerbij hij denselve be-

    70

    danckt van de goede dyensten aen hem gedaen, oock aen de soon van Madame de Rame9, seggende voorts, dat de groote leugenen tegen hem uytgestroyt mettedaet werden beschaemt, clagende over eenige te licht gelovende, dye tot zijn naedeel advys in 't landt hebben gegeven, seyt dat dye van Orangie continueren in de neutraliteyt, nae gewoonte, dat den coning naebij is eer.

    's Keyser's10 volck tot XVm zijn gepasseert de Valteline, hebben haer meesters gemaeckt van de beste plaetsen van de Grisons ende soo eenige verstandig oordeelen, mochten wel Casal belegeren ende soo de coning van Vranckrijck niet in tijds toe en zyet, emporteren. De coning heeft hem noch eenige dagen gehouden tot Privas, abolitie gegeven aen eenige cleyne plaetsen ende personen geretireert in de geberghte. St Ambroise ende Alais - de plaetse daer de synode van Dordrecht is geapprobeert geweest - hebben haer overgegeven. Privas ende 't fort de Toulon werden gedemoliert, tot welcken eynde een regiment ende een compaignie cavaillerie daer zijn gebleven. 's Conincx volck hebben een brieff geintercipieert aen Clausel11, agent van den hertogh van Rohan in Spaignie. Eenige gedeputeerde van Nismes hebben begonnen met 's conincx commissarissen te handelen, waeruyt men hoopt, dat een generale vrede sal volgen. 't Is beter muyren te laeten vallen dan hoofden. De steden sullen te meer daertoe geperst worden, omdat alrede den prins12 alles heeft begonst te destrueren ontrent Montauban ende den mareschal d'Estrées13 ontrent Nismes. Monsr de Marillac14, broeder van mijnheer de guarde des seaux15, is mareschal gemaeckt. Dit zijn de tijdingen van den VIII Junij uyt het leger, waernae bryeven zijn gecomen, dye de hoop van de vrede confirmeren. Den coning sal vrij wat doen om de armen vrij te hebben in Italië ende dat oorlogh sal onsen staet goed doen. Ick sagh vandaegh monsr de Chasteauneuf16, dye over eenige dagen vertreckt om te gaen in ambassade extraordinaire in Engelant. Hij vraegde mij weder nae Diocletianus17, waerop ick antwoorde als voor desen, daernae, off daer gheen apparentie en was van mijn restablissement, waerop ick seyde, dat wij op de manier 't niet licht eens soude werden, alsoo sij altijdt stonden op de iustificatie van haere proceduyren, dye ick houde voor nul ende onrechtvaerdigh, ende had ick thyen jaer patientie gehadt, dat ick noch lyever thyen jaer soude wachten, dan mij ende de goede saecken eenigsins prejudiceren. Dat men most in zijn landt met eere woonen, ofte daer niet woonen. Hij seyde, dat ick gelijck had. Ick recommandeerde hem voort de saecken van ons landt ende van mijnheer den prins van Orangie. Dit is mijn manier ende daervoor onthoudt men mij mijn goedt, lastert men een arbeyd tot dilucidatie van de rechten ende cou-

    71

    stumen van ons landt, dye gelijcke bij niemant oyt en is aengevangen, ondersoeckt men mijne correspondentie ende wat niet? Wye en soude dit niet moede werden? Ick hoop, dat yemant eens dye boose menschen de toom in de mondt sal leggen. De ambassadeur Langerac18 gaet binnen weynigh dagen nae het hoff, soo om te zyen, off hij daer can rechten een proces, dat hem bij het parlement is tegengewesen, als om de saecken van Orangie - soo hij seyt - ten beste te recommanderen.

    Aen mijn broeder de Groot schrijff ick niet, alsoo ick hem houde op reys te zijn.

    Hyermede, mon frère, sal ick nebs mijne huysvrouw ende kinderen Godt Almachtigh bidden uE. te houden in zijne protectie nebs alle andere vrunden.

    Den XVIen Junij XVIcXXIX.

    UE. dyenstwillige broeder
    H. de Groot.

    Men houdt hyer, dat de marquys Spinola19 sal commanderen over het leger in Italië ende dat op Siciliën ende andere plaetsen ordre is gestelt tot de toevoer. De commandeur de Porte20, oom van den heer cardinael de Richelieu, heeft binnen dese twee off drye dagen geseyt, dat des cardinaels intentie is met den eerste te vorderen het stuck van 't commercie21, oock met vrijheyt van religie te Harfleur.

    Adres: Mijn heer Mijn heer Reigersberg, raidt in den Hoogen Raide in Hollant.

    In 's Gravenhage.

    port.

    In dorso schreef Reigersberch: broeder ende suster de Groot den 16 Iunij 1629.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. H 13 1. Eigenh. oorspr.
    2 - No. 1398.
    3 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak, ordinaris gezant van de Republiek te Parijs.
    4 - No. 1399.
    5 - Grollae Obsidio, Amsterdam 1629; zie Ter Meulen-Diermanse, no. 712.
    6 - Jan de Hertoge van Osmael, heer van Valkenburg; zie II, p. 261 n. 1.
    7 - Johan van Euskercke († 1642) was gezantschapssecretaris van de Republiek te Parijs; op 24 september 1633 kreeg hij van de Staten-Generaal zijn officiele commissie en na de dood van Gideon van den Boetzelaer (1634) heeft hij lange tijd de ambassade waargenomen.
    8 - Jean Hotman; zie III, p. 1 n. 3.
    9 - Vgl. De la Pise, Tableau de l'histoire des princes et principauté d'Orange, La Haye 1639, p. 879; een sieur de Rames wordt nog genoemd [Denis-Louis-Martial] Avenel, Lettres Instructions diplomatiques et Papiers d'Etat du Cardinal de Richelieu MDCCCLIII-MDCCCLXXVII, V, p. 697 en p. 694. Verder niet geïdentificeerd.
    10 - Ferdinand II.
    11 - La sieur Clausel (of Clauzel, Duclausel), baron de Saint-Angel, op 10 november 1635 opgehangen wegens een poging tot verraad ten gunste van Spanje, waarin hij Henri de Rohan had willen betrekken; zie Avenel, Lettres du Card. de Richelieu Paris, III, p. 546 n. 9 en V, p. 319 vv.
    12 - Henri de Bourbon, prins van Condé.
    13 - François-Annibal d'Estrées; zie III no. 1235, p. 260 n. 6.
    14 - Louis de Marillac.
    15 - Michel de Marillac; zie III, p. 53 n. 11.
    16 - Charles de l'Aubespine, markies van Châteauneuf.
    17 - Cornelis van der Myle; vgl. III no. 1357.
    18 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak.
    19 - Ambrosio Spinola, veldheer in Spaanse dienst.
    20 - Amador de La Porte († 1644), broer van Susanne de La Porte, die de moeder van De Richelieu was.
    21 - Zie ook III, p. 117 (no. 1137) en n. 3 aldaar.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]