eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    362

    1606. 1631 maart 21. Aan J. Wtenbogaert1.

    Mijnheer,

    Blondels boeck2 en is noch niet gedruckt, maer bij [mij] gezyen ende ick vinde zijne redenen zeer bondigh.

    De schrifte door mijn broeder3 gesonden sal ick verwachten. Dat van Nimmegen, dat uE. seyt niet te beduyden te hebben, toont dat Alphaeus4 noch martelaer noch confesseur soude willen zijn voor de vijff poincten. De voet, dye schijnt genomen te werden om de broeders van Loevesteyn5 te helpen, is soo dat wel beter waer te wenschen, maer men moet nemen dat men can.

    Hyer blijft alles stil, hoewel de coninginne-moeder6 noch gevangen is te Compiègne ende 's conings broeder7 uyt Orléans geweecken nae Bourgogne om, soo hij geperst werdt, hem te begeven nae de Franche Comté.

    Vale cum fratribus.

    21 Martij 1631.

    H. de G.

    Adres: A monsieur Monsieur van Mede.

    In dorso schreef Wtenbogaert: H. Grotius 1631. Ra. 30 meert Resp. 31 eiusdem.

    Notes



    1 - Hs. Bibl. Gem. Rotterdam, coll. Rem. Kerk, cat. v. hss. no. 1228: 1. Eigenh. oorspr. Exc. bij Rogge, Br. Wtenb. III: 4, p. 70. Antw. op no. 1600; beantw. d. no. 1612.
    2 - Zie no. 1591, p. 341 n. 8.
    3 - Willem de Groot; voor de toegezonden geschriften zie no. 1600, p. 356 en nn. 9, 10, 11 en 12 aldaar.
    4 - Frederik Hendrik.
    5 - Zie no. 1481, p. 168 n. 3.
    6 - Maria de Medici; vgl. no. 1595, p. 346.
    7 - Gaston Jean-Baptiste de France, hertog van Orléans.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]