eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    126

    1840. 1633 mei 17. Van W. van Oldenbarnevelt1.

    Mijn Heer,

    Ick hebbe die van den 23, 30en April ende 3 Mey ontfangen, soo dat ick meene, dat geene brieven van uEd. gemist sijn, maer voor desen wel hebbe bekommen, die open geweest waeren, gelijck ick uEd. hebbe gescreven2. Den lesten quam spoedich over, hebbende die den 14 deser ontfangen. Ick hebbe tot tweemael gescreven, aen wien uEd, het opscrift kan maecken3. Desen scrijve ick door Deltoton4.

    Het versoeck van den prins van Brandenburch5 aen de Sweedsche koninginne6 vinde niet, dat dat de middel is om Duytslant in vrede te stellen, maer wel soo men die wilde geven aen den koning van Polen7. Andere rijcksteden behoorden exempel te nemen aen Nurenburg. Saxen sal ongetwijffel sichselven bedrogen vinden.

    Van Bouchain is het nu heel stil ende de gevangens werden wel bewaert8. Het doode licchaem van den gouverneur9 is wel gebalsemt ende staet noch boven de aerden.

    Vranckrijck doet belofte genoech aen de Staeten, maer mijn dunck niet, dat sij het al te veel geloven, hoewel Schorpius10 met de sijne daertoe seer stoocken.

    Den grave van Egmont11 wert ten besten in Vranckrijck niet getracteert, men heeft eenige daegen geleden gesproocken, dat hij sich socht met Spangnien te reconcilieren.

    Ick verwondere mij, dat uEd. vreemt vint van het volck van Lepus12, dat die insolent sijn, dewijle Lepus nu behoort van alle de werrelt bekent te sijn, ende wijser geselschap soude bij hem niet konnen dueren.

    Ick gelove Corvus13 crullen in sijn staert heeft ende seer tot Aries14 genegen is, gelijck mede doet Sagittarius15, ende meenen dat, Aries volmaeckt is.

    Dat Hyades16 tijt begeert, meene niet, dat dat quaelijck genomen kan worden, maer om yemant te senden daer hij is dunck mij quaelijck sal willen om de groote

    127

    ende moyelijcke distantie van plaetse. Doch nu is de vraege, ofte Hyades sonder Ursa minor17 met Taurus18 niet soude willen aenspannen, opdat Heliades19 daernaer sijne woorden mach beleyden, want de subtijlste alhier twijffelen nochal aen Ursa minor, doch Heliades niet, dewijle hij wel bemerck, dat Aquila20 het Taurus sal over den hals dringen ende Lyra21 is mede seer tot Ursa minor genegen. Evenwel souden de saecken van Leo22 groote veranderinge konnen brengen. Hier hebben wij, dat den prins van Orangien Rijnberck heeft geblocqueert ende den Rijn onder ende boven gesloten, maer niet dat hij approches begonnen heeft. Soo hij het met vrientschap kan crijgen, gelijck men jae seyt, soo behoorden hij sijnselven daervoor niet te waegen, want een cogel soude hem soo wel konnen wechnemen als een ander; het soude een groot verlies voor de Staeten sijn ende onwtspreeckelijcke disordre veroorsaecke. Nu moeten wij verwachten, wat operatie des aertsbisschops23 ende hertoch van Aerschot24 kompste in Den Hage sal doen, die buyten disputen saeterdach verleden aldaer moeten gekommen sijn. Of die sullen tewege brengen, dat den prins sijn leger soude verlaeten ende daer kommen, twijffele ick seer, ende soo ick verstaen, soo hebben de Brabantsche gedeputeerde expresse last den prins int leger niet te volgen. Den marquis d'Aytona25 met sijn volck is noch ontrent Mechelen ende Lier.

    Men spreeck veel, dat monsieur26 sich sal met sijn broeder accommoderen door het houwelijck van Lorraine27, mits den cardinael de Lorraine28 wil trouwen met madame de Combalet29.

    Eer ick die van uEd. van den 3 Mey ontfing, wiert mij van twee verscheyde geloofwaerdige persoonen geseyt, dat Hamelen ontset was.

    Dit is alles, dat mij voor dese mael voorkomt, ende blijve daermede voor altijts,

    Mijn Heer,

    UEd. ootmoedichste dienaer.

    Den 17en Mey 1633.

    In margine schreef Grotius: 17 Mey 1633. W. Oldenb.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, U.B., coll. RK., A 4 v. Eigenh. oorspr. Niet ondert. Gedrukt Kroniek Hist. Genootsch. Utrecht 1873, p. 489.
    2 - Vgl. no. 1835.
    3 - Vgl. nos. 1835 en 1837.
    4 - Holland.
    5 - Dit zal Friedrich Wilhelm (1620-1688) zijn; het betreft waarschijnlijk een huwelijksaanzoek. Friedrich Wilhelm huwde in 1646 met Louise Henriette, gravin van Nassau (1627-1667), oudste dochter van Frederik Hendrik, en in 1668 met Dorothea von Holstein-Glücksburg (1636-1689).
    6 - Christina (1626-1689), de dochter van Gustaaf II Adolf. Na de dood van haar vader (16 november 1632) kwam zij onder regentschap van rijkskanselier Axel Oxenstiern; op 7 december 1644 nam zij zelf de regering in handen en deed afstand in 1654.
    7 - Wladislas VII (IV); zie III, p. 206 n. 6 in fine.
    8 - Vgl. no. 1834.
    9 - Georges Carondelet, seigneur de Noyelles; zie no. 1830, p. 113.
    10 - François van Aerssen.
    11 - Lodewijk graaf van Egmond; zie no. 1783, p. 64 n. 6.
    12 - Gaston Jean-Baptiste de France, hertog van Orléans; vgl. p. 127 n. 10.
    13 - Caspar van Vosbergen.
    14 - Frederik Hendrik.
    15 - Cornelis van der Myle.
    16 - Grotius.
    17 - Bestand.
    18 - Spanje.
    19 - Niet geïdentificeerd.
    20 - Brussel.
    21 - De infante Isabella.
    22 - Ferdinand II, keizer van Duitsland.
    23 - Jacob Boonen, aartsbisschop van Mechelen, een der onderhandelaars in Den Haag; zie no. 1800, p. 78 n. 7.
    24 - Philips Karel, prins van Aremberg, hertog van Aerschot; zie no. 1800, p. 78 n. 7.
    25 - Francisco de Moncada, graaf van Ossona, markies van Aytona; zie III, p. 466 n. 2.
    26 - Gaston Jean-Baptiste de France, hertog van Orléans, broer van Lodewijk XIII, met wie hij in onmin leefde; hij hield zich evenals zijn moeder Maria de Medici in de Zuidelijke Nederlanden op.
    27 - Margareta van Lotharingen, met wie Gaston op 3 januari 1632 in het huwelijk was getreden; zie III, p. 206 n. 6.
    28 - François Nicolas, hertog van Lotharingen (1609-1670). In 1634 huwde hij tegen de wens van De Richelieu prinses Claude van Lotharingen. ((† 1648), jongste zuster van hertogin Nicole († 1657); laatstgenoemde was de vrouw van zijn broer Karel III (IV), hertog van Lotharingen, over wie III, p. 195 n. 8.
    29 - Marie Madeleine de Vignerot, dame de Combalet, nicht van De Richelieu; vgl. III, p. 314 en n. 5 aldaar.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]