Mon frère,
Ick schrijve alleenelijck om geen interruptie te maecken.
Dat uEd. met sestyen coetsen den 2 deser binnen Paris is gehaelt ende vandaer naar Chantilly bij den conynck gaet, seggen ons de brieven van den 4 Martij over Rouaen, welcken wech desen oock neempt ende uEd. onder het couverte van Mons. Billant2 oock sal konnen gebruycken, soo wel als door den ordinaris.
Zosimus3 meent bij Cimon4 niet lange te blijven. Aristoteles5, Themistocles6 ens. sullen soo haest niet gereet connen sijn, dat hij daerop mach wachten, de huit van den beer7 is al gedeelt; staet8 te verdragen waer de legers van9 Vindex10 ende Cimon sullen commen. Cimon spreeckt van Alexander11 te doen besoucken, doch is noch niet geresolveert; Vindex sage dat garen. Men vreest de Lely12 met Virginius13 eens soude worden.
Van Aelianus14 vertreck van Aristoteles heb ick noch niet gehoort; sijn wedervaren begint ruchtbaer te werden, met verwonderynge van die het hooren, tot cleyne eere van Aelius15. Sal bij de eerste gelegentheyt met Gracchus16 daervan spreecken, alleen tot een preuve, hoe het tusschen Philemon17 ende Terentius18
362
staet, opdat Iustinus19 in cas van accommodement te meer reputatie inlegge, waertoe de constitutie van tijt hem seer favorabel schijnt te willen wesen. Want Vindex ende Cimon tevergeeffs veel voornemen, soo het met de Rose20 niet wel en gaet, hetwelck door Latou21 ende Aertbesie22 tewege moet werden gebracht.Bij ons is iegenwoordych een Sweetse ambassadeur, eergisteren gearriveert, die naer Engelant gaet; sijn naem is Skit23. Het Spaens schip, over eenygen tijt wt Westindiën commende bij eenyge avanturiers van Vlissynge verovert ende daerwt sij hondert duysent guldens in silver hadden geladen, is op de custen van Engelant gestooten, waerdoor het resterende goet in ander schepen sijnde geladen, sijn deselve door storm in Vallmyden in moeten lopen; waervan den ambassadeur van Spaenge24 kennisse gecregen hebbende heeft sooveel tewege gebracht, dat die schepen ende het goet sijn gearresteert, ende wert devoir gedaen om hetselve goet ontslagen te crijgen. Wensche uEd. advys te weten, wat naer ius gentium ende de prattijcke van Europa is gefundeert.
Naer ick Aelianus heb hooren spreecken, sal tusschen Sophi25 en Claudius26 niet te doen sijn, ingevalle het met praeiuditie van Otho27 moet geschieden, ende hoe kan dat anders werden gevonden?
Mustafa Bassa28 hoort men niet dat hem beweecht. De brieven van Brussel seggen, men daer meer is onstelt over het verlies van Paraiba29 als al hetgene tusschen Vranckenrijck ende dese landen wert gehandelt.
Wt Dunckercken sijn twaelff schepen naer westen gelopen; die van Westindiën oordeelen, het wel naer Brasil soude sijn. Tijdynge wt Duitslant seggen, den heer rijxcancelier30 all sijn troupes bijeen heeft ende selven daerbij is hem retirerende naer de Oostzee; waerop dat leyt, valle verscheyden discoursen. Sal apparent de Fransen ende Duytsen nader op het rijck Sweden doen letten. Den ambassadeur, naer mij, soo ick dus verde geschreven hadde, is geseyt, heeft hier vertoont de redenen, die Sweden heeft om Sigismundi31 prolem niet te erkennen maeckende genouchsaem paralela tusschen de oorsaecke, waerom Sigismundus bij haer ende Philippus de tweede bij ons is verlaeten; versouckt men de Polen geen toevoer van ammunitie van oorloge ofte wapenen soude willen doen.
363
Recommandere mij aen mijn suster (en)de vrienden; soo doet oock den heer van der Myle32, die soo datelijck van mij gaet.
Desen 14 Martij 1635.
UEd. dienstwillygen broeder
N. v. Reigersberch.
Adres: Mijnheer (Mijnhe)er de Groot, Ambassadeur van de Coninginne ende het Rijck van Sweden bij Sijne M.teyt van Vranckerijck.
In dorso schreef Grotius: 14 Martij 1635. N. Reigersberg.