eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    365

    2370. 1635 november 28. Van N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Den vierentwintychsten deser ende vier dagen tevoren heb ick uEd. wijtlopych van alles geadviseert2. Tsedert hebben wij niet anders als dat het veroveren van alle de wercken buyten den Schans3 tot op de halffe mane naer voor de brugge continueert, ende lopen tijdyngen, gebracht met die van Arnhem commen, dat sijn Ex.tie4 oock het fort bij het spuy ontrent Griethuysen in de Duffel heeft becommen; dan daer is noch geen publyck schrijven van. Alle hetselve sijnde wert gissynge gemaeckt het fort eer langen tijt, dat is binnen drie, vier weecken, souden connen werden genomen, ten ware het winterwater te hoge wiert, hetwelck niet alleen de progressen kan beletten, maer oock alles infructueux maecken, dat den heelen somer is gevoirdert, ende alles brengen in poincte, dat met het vooriaer van voren aen sal sijn te beginnen.

    Van den tresves wert gelooft, dat noch wert getracteert; seeckerheyt hebben wij gene off weynych. Dat den mareschal de Bresé5 heeft ontfangen commissie als ambassadeur extraordinaris, monsieur de Charnassé6 als ambassadeur ordinaris, sal uEd. daer hebben verstaen. Off het is om de handelynge te assisteren, gelijck wert geseyt, off wel daerover te clagen ende die te beletten, gelijck meer apparentie heeft ende ick gelove, sullen wij moeten verwachten.

    Wt Duytslant hebben wij niet nader tsedert de nederlage van de Saxise, daer ick voor desen van hebbe geschreven7.

    Ick sal verlangen te horen het goet succez van ons neeff de Groots8 reyse. Soo wederom hier comt te passeren, vint uEd. het goet, soo sal ik hem wat ophouden ende sien wat bekent te maecken. Het verstant is seer goet, waer maer wat meer rappichheyt daerbij, ende op d'uytspraecke leth hij niet genouch.

    Ons neeff Reigersberch9, die ick weet, dat uEd. seer is gerecommandeert, bidde ick, dat sijn tijt wel mach besteden.

    Hetgene Iustinus10 dienstych oordeelt om hem bij Aristoteles11 ende Gracchus12 wel te stellen, dient niet versuymt. Negotium Caesariense est mihi curae13.

    Desen langer te maecken beleth mij den gouden wint, die mij presseert om

    366

    uEd. soon14 naer Den Briel te depescheren. Godt wil hem geleyden ende ons al te samen in sijn heylyge protectie nemen.

    UEd. seer geaffectioneerden ende
    dienstwillygen broeder
    N.v. Reigersberch.

    Desen 28 Nov. op den middach 1635.

    Adres: Mijnheer Mijnheer De Groot, Ambassadeur van de Coninginne ende croone van Sweden bij den Alderchristelijckste Conynck. Tot Paris.

    In dorso schreef Grotius: 28 Nov. 1635 N. Reig.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., M 6 j. Eigenh. oorspr. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 231.
    2 - No. 2364.
    3 - Betreffende Schenkenschans zie no. 2241, p. 175 n. 1.
    4 - Frederik Hendrik.
    5 - Urbain de Maillé, markies van Brezé.
    6 - Hercule Girard, baron van Charnacé.
    7 - Zie no. 2350.
    8 - Grotius' oudste zoon Cornelis; hij was door zijn vader naar Duitsland gezonden om er o.m. de Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna te ontmoeten.
    9 - Johan; zie V, p. 299 n. 2.
    10 - Pseudoniem van Grotius.
    11 - Codenaam voor Holland.
    12 - Schuilnaam voor Frederik Hendrik.
    13 - Caesar is een codenaam voor Rotterdam; het betreft hier de pogingen door Grotius of namens hem ondernomen om zijn achterstallige salaris als pensionaris van Rotterdam alsnog uitbetaald te krijgen.
    14 - Diederik, die voor zijn studie in het vaderland verbleef, maakte zich gereed om zich naar zijn ouders in Parijs te begeven.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]